In de 19de eeuw bestond Bali uit verschillende vorstendommen. Nederlanders voerden vier militaire expedities uit, voordat zij in 1882 Buleleng in het noorden van het eiland koloniseerden. In 1906 veroverden zij de koninkrijken Badung en Tabanan. In 1908 werd ook Klungkung, het laatste nog onafhankelijke vorstendom op Bali, veroverd. Daarmee brachten zij het hele eiland onder Nederlands bestuur. <BR> <BR> De aanleiding voor deze laatste verovering was een conflict over het monopolie op de opiumhandel. Op 28 april vielen de Nederlanders het paleis aan en streden de vorst Dewa Agung Jambe en honderden Balinezen een 'puputan', strijd tot het einde. Hierbij sneuvelden vele honderden Balinezen door hun eigen kris of Nederlands geweervuur. Ook in Klungkung werd, net als in Badung en Tabanan, het paleis verwoest, alleen de grote toegangspoort is bewaard gebleven. Familieleden van de vorst die niet waren gedood werden verbannen naar Lombok. De paleisschatten werden als oorlogsbuit verdeeld tussen Museum Volkenkunde, het Tropenmuseum en het Wereldmuseum. <BR> <BR> Bij de verovering van Klungkung werd veel goud buitgemaakt. Vorsten en hun familieleden droegen gouden sieraden en kleding die met bladgoud en gouddraad werd versierd omdat goud, geassocieerd met de zon, veel status en prestige gaf. Deze ring heet in het Balinees een ali-ali cakrawaka. Ali-ali betekent ring, cakrawaka is een soort reiger, die aan weerszijden van de ring zitten en met hun snavel de cabochon geslepen robijn lijken vast te klemmen. De verfijnde filigrain en granulering technieken zijn typerend voor Zuid-Bali.