Kruk

[KL] bruin (hout);<BR> [VO] langwerpige, wat hollopend zitvlak; aan één uiteinde lang<BR> uitsteeksel ("kop") aan andere, korter uitsteeksel ("staart"); <BR> vier korte, dikke poten - verweerd.

Kruk

[KL] bruin (hout);<BR> [VO] langwerpige, wat hollopend zitvlak; aan één uiteinde lang<BR> uitsteeksel ("kop") aan andere, korter uitsteeksel ("staart"); <BR> vier korte, dikke poten - verweerd.