Deze rozenwatersprenkelaar heeft de meest voorkomende vorm: een ronde voet, een bolvormige houder voor het water en een lange hals met tuit. De tuit heeft de vorm van een bloem met een golvende buitenrand en heeft bovenop perforaties. De decoraties op de voet en hals bestaan uit planten en bladeren. Op de centrale houder zijn naast een egaal schild, goddelijke figuren in verschillende houdingen tegen een geciseleerde achtergrond afgebeeld. Zij hebben een ontbloot bovenlijf en benen en hebben vier armen, waarvan sommigen in de bovenste linker hand een schelp vasthouden. Dit doet vermoeden dat zij iets te maken hebben met de hindoegod Vishnu, wiens kenmerkend attribuut de shankha of schelp is. Goddelijke figuren in deze houdingen zijn kenmerkend voor de Swami stijl van Zuid India. De sprenkelaar is waarschijnlijk gemaakt rond 1900 (Deheija 2008, 116). <BR> <BR> Om de sprenkelaar te gebruiken wordt boven de houder, de hals losgedraaid, om deze met water te vullen. Vervolgens komt dit tijdens het sprenkelen uit de perforaties naar buiten.