Dorothy toont hier het patroon van Jin-gubardabiya, de mat die geweven is van de vezels van de pandanuspalm. De lijn in het midden met daar omheen de cirkels is een complex van riviertjes en waterpoelen dat Boporlinymarr genoemd wordt. De kwastjes zijn ceremoniele voorwerpen van de An-nguliny-clan. Het zijn symbolen voor Gapalma, een zoetwater plant. Boporlinymarr is de rustplaats van een belangrijke Voorouder, Ji-japuny, die vaak de vorm van een slang aanneemt. Hij maakte het landschap van Cochan Jiny-jirra en Boporlinymarr en stuurde de An-nguliny Voorouders met de pandanusmat naar Wangarr A-juwana, dicht bij Boporlinymarr. De plaats waar de pandanusmat-geesten verblijven wordt door de leden van de An-nguliny-clan gezien als de belangrijkste plaats van hun Voorouders. Deze Voorouder-geesten worden vaak vergeleken met meerminnen. Als iemand hun domein betreedt dan loopt die persoon de kans door de meerminnen in het drijfzand gelokt te worden of te worden opgesloten in de grote banyanboom aan de oever van de waterpoel. In de mythologische verhalen wordt verteld dat de Jin-gubardabiya-geesten de slang Ji-japuny hebben gevangen en opgesloten in de rotsen en de waterpoel van Boporlinymarr, waar hij nog steeds leeft. Het verhaal van de ontmoeting tussen de Jin-gubardabiya en Jin-japuny heeft een sterke seksuele lading. Deze seksuele lading is de kracht die er op die plekken waar de Voorouders nog steeds verblijven, voelbaar is. Dorothy is de dochter van England Bangala, de senior beheerder van het land van de An-nguliny-clan.