De muts, petjie, wordt alleen op hoogtijdagen gedragen. Ook deze gewoonte raakte al in 1965 steeds meer in onbruik.<BR> <BR> Vervaardiging<BR> Wit katoen met borduurwerk. Langs de randen is een schulprandje gefestonneerd. <BR> Een grote vierkante doek wordt diagonaal dubbelgevouwen, waarbij één helft nog twee keer naar binnen wordt gevouwen. Dit vormt de bal van de muts. De lange zijde van de driehoek komt langs het voorhoofd. De zijpunten gaan naar achteren, kruisen elkaar daar en gaan weer naar voren waarbij ze op het voorhoofd worden geknoopt.<BR> Alles is met spelden vastgestoken.<BR> In het gedeelte van de doek dat de bal vormt is een kanten stuk ingezet. het kanwerk bestaat uit zeven rondjes, gewerkt op een tennerif wieltje. De rondjes zijn met festonneersteekjes aan elkaar genaaid. Ook op de punt die achter de muts aan zit geplooid, zit borduurwerk. en kant.<BR> Om het kantwerk in de bol goed te laten uitkomen, is eronder een stuk wit doorschijnend cellofaanpapier gelegd. Dit geeft tevens stevigheid.<BR> Middenvoor zijn vier sierspelden met "gouden" knop in de rand gestoken.