Gevlochten raffia masker, gebruikt tijdens initiatiefeesten

De Salampasu maakten voor het eind van de 19e eeuw deel uit van een kleine enclave van losjes verbonden groepen. De maatschappij bestaat uit drie sociale organisaties: matrilineaire clans (mupanga), nederzettingen gebouwd rondom 'rijke mannen' (ikota) en de krijgergemeenschap (mungongo). De krijgers hadden als belangrijkste taak de kleine enclave te verdedigen tegen invasies van naburige koninkrijken. <BR> De Salampasu maskers waren een integraal onderdeel van deze krijgergemeenschap. Jongens traden via een besnijdeniskamp toe tot de krijgers. Zij konden vervolgens binnen deze gemeenschap opklimmen door toegang te verkrijgen tot een hiërarchie van maskers. Het recht om een masker te dragen kon worden verdiend door specifieke daden te verrichten en grote betalingen te doen in de vorm van vee, drank en andere materiële goederen. Wanneer diegene dan het masker bezat leerden andere bezitters het nieuwe lid bepaalde esoterische kennis die verbonden is met dat masker. Maskerdansen waren alleen toegankelijk voor de personen die het recht hadden een masker te dragen. Het bezit van vele maskers was dus niet alleen een teken van grote rijkdom, maar ook van kennis.<BR> Een krijger verwierf opeenvolgend individuele maskers om een serie te vormen van uitgebreid bewerkte maskers die beheerd werden door een genootschap (ndoge) binnen de krijgergemeenschap. De houten maskers worden beschilderd terwijl het belangrijkste, senior, masker (mukinka) met koper is belegd. Sommige hebben puntige tanden. Het vijlen van de tanden was onderdeel van de initiatie van zowel de jongens als de meisjes en toonde de kracht en discipline van de novice.<BR> Het begin van de 20ste eeuw bracht de Salampasu drastische economische, politieke en sociale veranderingen die hun sociale organisatie en bijbehorende kunstvormen beïnvloedde. Zij hebben hun krijgergemeenschap opgeheven, de bijbehorende maskers worden echter nog steeds gedanst tijdens de besnijdenisceremonieën van jongens.

Gevlochten raffia masker, gebruikt tijdens initiatiefeesten

De Salampasu maakten voor het eind van de 19e eeuw deel uit van een kleine enclave van losjes verbonden groepen. De maatschappij bestaat uit drie sociale organisaties: matrilineaire clans (mupanga), nederzettingen gebouwd rondom 'rijke mannen' (ikota) en de krijgergemeenschap (mungongo). De krijgers hadden als belangrijkste taak de kleine enclave te verdedigen tegen invasies van naburige koninkrijken. <BR> De Salampasu maskers waren een integraal onderdeel van deze krijgergemeenschap. Jongens traden via een besnijdeniskamp toe tot de krijgers. Zij konden vervolgens binnen deze gemeenschap opklimmen door toegang te verkrijgen tot een hiërarchie van maskers. Het recht om een masker te dragen kon worden verdiend door specifieke daden te verrichten en grote betalingen te doen in de vorm van vee, drank en andere materiële goederen. Wanneer diegene dan het masker bezat leerden andere bezitters het nieuwe lid bepaalde esoterische kennis die verbonden is met dat masker. Maskerdansen waren alleen toegankelijk voor de personen die het recht hadden een masker te dragen. Het bezit van vele maskers was dus niet alleen een teken van grote rijkdom, maar ook van kennis.<BR> Een krijger verwierf opeenvolgend individuele maskers om een serie te vormen van uitgebreid bewerkte maskers die beheerd werden door een genootschap (ndoge) binnen de krijgergemeenschap. De houten maskers worden beschilderd terwijl het belangrijkste, senior, masker (mukinka) met koper is belegd. Sommige hebben puntige tanden. Het vijlen van de tanden was onderdeel van de initiatie van zowel de jongens als de meisjes en toonde de kracht en discipline van de novice.<BR> Het begin van de 20ste eeuw bracht de Salampasu drastische economische, politieke en sociale veranderingen die hun sociale organisatie en bijbehorende kunstvormen beïnvloedde. Zij hebben hun krijgergemeenschap opgeheven, de bijbehorende maskers worden echter nog steeds gedanst tijdens de besnijdenisceremonieën van jongens.