Bedevaartpakket

Dit bedevaartpakket dat is aangekocht in Mekka bestaat uit drie voorwerpen: een wit kapje voor op het hoofd, een bidsnoer en een flesje parfum. De voorwerpen uit deze set komen uit minimaal twee landen: het kapje uit Indonesië en de bidketting uit China. De set is waarschijnlijk door de verkoper zelf of door de groothandel zo samengesteld, en wordt verkocht als hadj-souvenir. De verschillende onderdelen waaruit het pakket bestaat zijn al eeuwenlang populair als aandenken aan Mekka. <BR> <BR> Het witte kapje (Arabisch: taqiya) is machinaal gemaakt en wordt door mannen op het hoofd gedragen, met of zonder tulbanddoek. Het hoort bijvoorbeeld in Pakistan tot het nationale kostuum. Ook tijdens de vijf dagelijkse gebeden worden dergelijke hoofdkapjes wel gedragen. Tijdens de bedevaart echter, wanneer de mannelijke pelgrim in een staat van ihram is en zijn ihram-kleding draagt, dient deze de rituelen met onbedekt hoofd te vervullen. Men mag zich wel tegen de zon beschermen met een paraplu. De staat van ihram waaraan een pelgrim zich tijdens de bedevaart moet houden bestaat uit kledingvoorschriften en handelingen die men moet nalaten. Voor mannen en jongens geldt dat zij twee eenvoudige ongenaaide lappen witte stof dragen. Een wordt om het middel geslagen en bedekt dan een deel van de benen, de andere lap gaat om het bovenlijf. Mannen en jongens mogen geen sokken, broeken of ondergoed dragen.<BR> In Saoedi-Arabië worden dergelijke hoofdkapjes traditioneel onder de hoofddoek (ghutra of shimagh) gedragen. Mogelijk zijn ze oorspronkelijk bedoeld om de hoofddoek te beschermen tegen natuurlijke haaroliën. (Colyer Ross 1981, pp. 39, 40). Het wordt in combinatie met een overjas (bisht), enkellange katoenen lichaams-shirts met lange mouwen (Arabisch: thob), een hoofddoek en hoofdkabel gedragen tijdens een van de islamitische feesten zoals het Suiker- en het Offerfeest, of bij feesten in de familiekring.<BR> Het groene bidsnoer van glaskralen bestaat uit 32 ovalen kralen, twee ronde platte tussenkralen, een langgerekte eindkraal en een kwastje. De tussenkralen, die ook wel imam worden genoemd, doen dienst om de ovalen kralen in drie gelijke groepjes te verdelen. De sluitkraal wordt ook wel handkraal (Arabisch: yad) genoemd en dient om het begin van de ketting aan te geven. In dit bidsnoer ontbreekt een kraal, aangezien bidsnoeren normaliter uit 33 of 99 kralen bestaan, waarbij de 99 kralen de 99 namen van God (Arabisch: al-asma’al-husna) symboliseren. De gebruiker raakt de kralen van het bidsnoer een voor een aan terwijl hij of zij een gebed opzegt waarin God wordt geprezen of een van de 99 namen van God wordt genoemd. Ze worden zowel thuis als in de publieke ruimte gebruikt tussen de verplichte vijf dagelijkse gebeden door. De traditie van bidsnoeren werd waarschijnlijk vanuit India overgenomen in de rest van de islamitische wereld.<BR> <BR> Hoofdkapjes, bidsnoeren en reukwaar waren volgens islamoloog Christiaan Snouck Hurgronje, die in 1885 een half jaar in Mekka verbleef en daar het dagelijkse leven van Mekkanen en buitenlandse pelgrims observeerde, populaire souvenirs in de tweede helft van de negentiende eeuw. Indonesiërs die semipermanent in Mekka woonden kochten dergelijke voorwerpen in Mekka in (Snouck Hurgronje 2007, 478). Er waren ook Indonesische handelaren in Mekka die hun vrouw en kinderen hoofdkapjes lieten haken, deze lieten verschepen en hun familieleden in Indonesië inzetten om deze aan de lokale bevolking door te verkopen. Dergelijke souvenirs brachten veel geld op omdat ze in Mekka waren geproduceerd of er vandaan kwamen. De Zwitserse reiziger Johann Ludwig Burckhardt (1784-1817) die Mekka bezocht in 1814, deed eenzelfde observatie: slechts weinig pelgrims keerden naar huis terug zonder souvenirs zoals kralen, parfum en andere reukwaar mee te nemen (Burckhardt 1829, 118-119)<BR> Het aanschaffen van souvenirs als onderdeel van pelgrimage en Mekka als belangrijk handelscentrum gaan beide ver terug in de geschiedenis. Ook al voor de komst van de islam vonden er in en rondom Mekka festivals en bedevaarten plaats waar ook goederen werden verhandeld. Na de komst van de islam werden de bedevaarten gecontinueerd, en was handel tijdens de hadj en de omrah, de kleine bedevaart, toegestaan. Men mocht zijn koopwaar verkopen na het ritueel op de Berg Arafat op dag twee van de pelgrimsrites. Dan kochten pelgrims praktische spullen in voor de terugreis en (luxe)producten als aandenken aan de bedevaart en als geschenk voor familie en vrienden. (Khan 2013, p. 230) Pelgrims brachten ook producten uit het thuisland mee naar Mekka om daar voor een goede prijs te verkopen en zo hun terugtocht te financieren. Al vroeg in de islamitische geschiedenis had het jaarlijkse aanbod op de bedevaartmarkten dus al een internationaal karakter. Dit werd versterkt doordat (al dan niet tijdelijk gevestigde) handelaren in Mekka en havenstad Djedda stoffen en andere producten importeerden speciaal voor die bedevaartmarkten. De diversiteit in het aanbod en de internationale oriëntatie was daarnaast mede te danken aan de aanwezigheid van buitenlandse kunstenaars en ambachtslieden in Mekka die handgemaakte souvenirs (zoals schilderingen van de Ka’ba door Indiase schilders) maakten, zeker in de negentiende eeuw maar naar grote waarschijnlijkheid al veel vroeger. (Porter 2015, pp. 105-107) Voor pelgrims geldt vaak dat de productieplaats van ondergeschikt belang is: het feit dat de aanschaf in Mekka of Medina plaatsvond en het product dus met de heilige steden in contact is geweest is doorslaggevend. (Mols 2013, p. 76) Hoewel het aanbod in de eerste twee decennia van de 21ste eeuw is uitgebreid met bijvoorbeeld uiteenlopende elektronische apparaten, digitale gadgets en spelletjes, hebben sommige souvenirs zoals bidkleden, bidsnoeren, gouden sieraden en Zemzemwater flesjes niets aan populariteit ingeboet, al is hun verschijningsvorm wel aan verandering onderhevig doordat ook modern design zijn intrede doet in het assortiment van pelgrimsartikelen. Gebleven is het internationale aanbod van aandenkens, met de kanttekening dat de lokaal geproduceerde souvenirs ook vaak door buitenlandse vaklui worden geproduceerd. <BR>

Bedevaartpakket

Dit bedevaartpakket dat is aangekocht in Mekka bestaat uit drie voorwerpen: een wit kapje voor op het hoofd, een bidsnoer en een flesje parfum. De voorwerpen uit deze set komen uit minimaal twee landen: het kapje uit Indonesië en de bidketting uit China. De set is waarschijnlijk door de verkoper zelf of door de groothandel zo samengesteld, en wordt verkocht als hadj-souvenir. De verschillende onderdelen waaruit het pakket bestaat zijn al eeuwenlang populair als aandenken aan Mekka. <BR> <BR> Het witte kapje (Arabisch: taqiya) is machinaal gemaakt en wordt door mannen op het hoofd gedragen, met of zonder tulbanddoek. Het hoort bijvoorbeeld in Pakistan tot het nationale kostuum. Ook tijdens de vijf dagelijkse gebeden worden dergelijke hoofdkapjes wel gedragen. Tijdens de bedevaart echter, wanneer de mannelijke pelgrim in een staat van ihram is en zijn ihram-kleding draagt, dient deze de rituelen met onbedekt hoofd te vervullen. Men mag zich wel tegen de zon beschermen met een paraplu. De staat van ihram waaraan een pelgrim zich tijdens de bedevaart moet houden bestaat uit kledingvoorschriften en handelingen die men moet nalaten. Voor mannen en jongens geldt dat zij twee eenvoudige ongenaaide lappen witte stof dragen. Een wordt om het middel geslagen en bedekt dan een deel van de benen, de andere lap gaat om het bovenlijf. Mannen en jongens mogen geen sokken, broeken of ondergoed dragen.<BR> In Saoedi-Arabië worden dergelijke hoofdkapjes traditioneel onder de hoofddoek (ghutra of shimagh) gedragen. Mogelijk zijn ze oorspronkelijk bedoeld om de hoofddoek te beschermen tegen natuurlijke haaroliën. (Colyer Ross 1981, pp. 39, 40). Het wordt in combinatie met een overjas (bisht), enkellange katoenen lichaams-shirts met lange mouwen (Arabisch: thob), een hoofddoek en hoofdkabel gedragen tijdens een van de islamitische feesten zoals het Suiker- en het Offerfeest, of bij feesten in de familiekring.<BR> Het groene bidsnoer van glaskralen bestaat uit 32 ovalen kralen, twee ronde platte tussenkralen, een langgerekte eindkraal en een kwastje. De tussenkralen, die ook wel imam worden genoemd, doen dienst om de ovalen kralen in drie gelijke groepjes te verdelen. De sluitkraal wordt ook wel handkraal (Arabisch: yad) genoemd en dient om het begin van de ketting aan te geven. In dit bidsnoer ontbreekt een kraal, aangezien bidsnoeren normaliter uit 33 of 99 kralen bestaan, waarbij de 99 kralen de 99 namen van God (Arabisch: al-asma’al-husna) symboliseren. De gebruiker raakt de kralen van het bidsnoer een voor een aan terwijl hij of zij een gebed opzegt waarin God wordt geprezen of een van de 99 namen van God wordt genoemd. Ze worden zowel thuis als in de publieke ruimte gebruikt tussen de verplichte vijf dagelijkse gebeden door. De traditie van bidsnoeren werd waarschijnlijk vanuit India overgenomen in de rest van de islamitische wereld.<BR> <BR> Hoofdkapjes, bidsnoeren en reukwaar waren volgens islamoloog Christiaan Snouck Hurgronje, die in 1885 een half jaar in Mekka verbleef en daar het dagelijkse leven van Mekkanen en buitenlandse pelgrims observeerde, populaire souvenirs in de tweede helft van de negentiende eeuw. Indonesiërs die semipermanent in Mekka woonden kochten dergelijke voorwerpen in Mekka in (Snouck Hurgronje 2007, 478). Er waren ook Indonesische handelaren in Mekka die hun vrouw en kinderen hoofdkapjes lieten haken, deze lieten verschepen en hun familieleden in Indonesië inzetten om deze aan de lokale bevolking door te verkopen. Dergelijke souvenirs brachten veel geld op omdat ze in Mekka waren geproduceerd of er vandaan kwamen. De Zwitserse reiziger Johann Ludwig Burckhardt (1784-1817) die Mekka bezocht in 1814, deed eenzelfde observatie: slechts weinig pelgrims keerden naar huis terug zonder souvenirs zoals kralen, parfum en andere reukwaar mee te nemen (Burckhardt 1829, 118-119)<BR> Het aanschaffen van souvenirs als onderdeel van pelgrimage en Mekka als belangrijk handelscentrum gaan beide ver terug in de geschiedenis. Ook al voor de komst van de islam vonden er in en rondom Mekka festivals en bedevaarten plaats waar ook goederen werden verhandeld. Na de komst van de islam werden de bedevaarten gecontinueerd, en was handel tijdens de hadj en de omrah, de kleine bedevaart, toegestaan. Men mocht zijn koopwaar verkopen na het ritueel op de Berg Arafat op dag twee van de pelgrimsrites. Dan kochten pelgrims praktische spullen in voor de terugreis en (luxe)producten als aandenken aan de bedevaart en als geschenk voor familie en vrienden. (Khan 2013, p. 230) Pelgrims brachten ook producten uit het thuisland mee naar Mekka om daar voor een goede prijs te verkopen en zo hun terugtocht te financieren. Al vroeg in de islamitische geschiedenis had het jaarlijkse aanbod op de bedevaartmarkten dus al een internationaal karakter. Dit werd versterkt doordat (al dan niet tijdelijk gevestigde) handelaren in Mekka en havenstad Djedda stoffen en andere producten importeerden speciaal voor die bedevaartmarkten. De diversiteit in het aanbod en de internationale oriëntatie was daarnaast mede te danken aan de aanwezigheid van buitenlandse kunstenaars en ambachtslieden in Mekka die handgemaakte souvenirs (zoals schilderingen van de Ka’ba door Indiase schilders) maakten, zeker in de negentiende eeuw maar naar grote waarschijnlijkheid al veel vroeger. (Porter 2015, pp. 105-107) Voor pelgrims geldt vaak dat de productieplaats van ondergeschikt belang is: het feit dat de aanschaf in Mekka of Medina plaatsvond en het product dus met de heilige steden in contact is geweest is doorslaggevend. (Mols 2013, p. 76) Hoewel het aanbod in de eerste twee decennia van de 21ste eeuw is uitgebreid met bijvoorbeeld uiteenlopende elektronische apparaten, digitale gadgets en spelletjes, hebben sommige souvenirs zoals bidkleden, bidsnoeren, gouden sieraden en Zemzemwater flesjes niets aan populariteit ingeboet, al is hun verschijningsvorm wel aan verandering onderhevig doordat ook modern design zijn intrede doet in het assortiment van pelgrimsartikelen. Gebleven is het internationale aanbod van aandenkens, met de kanttekening dat de lokaal geproduceerde souvenirs ook vaak door buitenlandse vaklui worden geproduceerd. <BR>