Rugkrabber versierd met zilverwerk en bloedkoraal

Houten rugkrabber (kaşağı) die door geestelijken van de Bektashi soefi-orde in de gordel werd gedragen (voor een dergelijke gordel zie 7031-58). De Bektashi-orde is in de 13e eeuw in Anatolië ontstaan en behoort tot de alawitische tak van de sjiietische islam. De oprichter van de orde is de 13e-eeuwse mysticus imam Haci Bektash. De Bektashi's behoren tot het twaalver-sji'isme, d.w.z. dat zij vanaf Ali (d. 661) twaalf imams als geestelijk leider erkennen. De twaalfde imam is op mysterieuze wijze verdwenen in 878 na Chr. en zal als verlosser (mahdi) terugkeren om een rechtvaardig rijk te stichten. Het zwaartepunt van de Bektashi-orde ligt tegenwoordig in Albanië en bepaalde streken van Anatolië.<BR> <BR> Deze rugkrabber heeft de vorm van een lepel met een dunne stok (zie ook rugkrabber 7031-48). De voorkant is versierd door een uitgesneden patroon van twee maal vier rijen van bogen aan weerszijden van vier horizontale lijnen. De bovenkant is versierd met zilver en rode koraal; in het midden een cirkelvormige versiering van zeven rode stenen om een centrale zilveren zeshoek oftewel Salomonszegel (Turks: muhr-i Suleyman) en links van de cirkel een zespuntige ster. De Salomonszegel, het teken van de profeet Sulayman (Salomo), biedt bescherming tegen kwade invloeden (Pala 2014: 524). Het getal zes verwijst naar de zes richtingen (voren, achteren, rechts, links, boven en beneden); maar ook naar de zes namen van het paradijs, de zes namen van God en de zes namen van Mohammed, Ali, Fatima, Hassan, Hussein en de engel Gabriël (Atasoy 2016: 293).<BR> <BR> Volgens orale traditie waren rugkrabbers een teken van autoriteit voor ongehuwde Bektashi-geestelijken. Het dragen van rood, hier de koraalstenen, verwees zowel naar de profeet Mohammed als naar Ali en de ahl al-bayt, de vijf leden van de heilige familie als geheel: Mohammed, Ali, Fatima, Hassan en Hussein (De Jong 1989: 13, Atasoy 2016: 383). Rood was ook de kleur van Hussein, een symbool van zijn martelaarschap (De Jong 1989: 13). In het algemeen was rood een symbool van de Bektashi en alawitische stroming, vanwege de verbondenheid met de geschiedenis van de sjiietische islam. Bovendien werd dit object vanwege de vijf vingers gerelateerd aan de symboliek van de hand en de leeuwenpoot. De leeuw staat symbool voor Ali, de vijf vingers voor de vijf leden van de ahl al-bayt. Het lichaam krabben met de hand werd hierom gezien als niet respectvol, waardoor de noodzaak van de ruggenkrabber ontstond (Ekrem en Ozpalabiyiklar 1999: 87). Ook legden de Bektashi’s een verband met de “Al-i Aba”, de machtige mantel van de profeet Mohammed. In een verhaal schuilde Mohammed met zijn kleinzoons Hassan en Hussein tijdens de regen onder zijn mantel. De mantel werd zo een symbool van een gesloten cirkel van protegés van de profeet, de “familie van de mantel”. Ook de Bektashi’s noemden zichzelf “Al-i Aba” (Birge 1932: 253). <BR> <BR> Yasemin Bagci, 2016 (vert. P. Tamimi Arab).

Rugkrabber versierd met zilverwerk en bloedkoraal

Houten rugkrabber (kaşağı) die door geestelijken van de Bektashi soefi-orde in de gordel werd gedragen (voor een dergelijke gordel zie 7031-58). De Bektashi-orde is in de 13e eeuw in Anatolië ontstaan en behoort tot de alawitische tak van de sjiietische islam. De oprichter van de orde is de 13e-eeuwse mysticus imam Haci Bektash. De Bektashi's behoren tot het twaalver-sji'isme, d.w.z. dat zij vanaf Ali (d. 661) twaalf imams als geestelijk leider erkennen. De twaalfde imam is op mysterieuze wijze verdwenen in 878 na Chr. en zal als verlosser (mahdi) terugkeren om een rechtvaardig rijk te stichten. Het zwaartepunt van de Bektashi-orde ligt tegenwoordig in Albanië en bepaalde streken van Anatolië.<BR> <BR> Deze rugkrabber heeft de vorm van een lepel met een dunne stok (zie ook rugkrabber 7031-48). De voorkant is versierd door een uitgesneden patroon van twee maal vier rijen van bogen aan weerszijden van vier horizontale lijnen. De bovenkant is versierd met zilver en rode koraal; in het midden een cirkelvormige versiering van zeven rode stenen om een centrale zilveren zeshoek oftewel Salomonszegel (Turks: muhr-i Suleyman) en links van de cirkel een zespuntige ster. De Salomonszegel, het teken van de profeet Sulayman (Salomo), biedt bescherming tegen kwade invloeden (Pala 2014: 524). Het getal zes verwijst naar de zes richtingen (voren, achteren, rechts, links, boven en beneden); maar ook naar de zes namen van het paradijs, de zes namen van God en de zes namen van Mohammed, Ali, Fatima, Hassan, Hussein en de engel Gabriël (Atasoy 2016: 293).<BR> <BR> Volgens orale traditie waren rugkrabbers een teken van autoriteit voor ongehuwde Bektashi-geestelijken. Het dragen van rood, hier de koraalstenen, verwees zowel naar de profeet Mohammed als naar Ali en de ahl al-bayt, de vijf leden van de heilige familie als geheel: Mohammed, Ali, Fatima, Hassan en Hussein (De Jong 1989: 13, Atasoy 2016: 383). Rood was ook de kleur van Hussein, een symbool van zijn martelaarschap (De Jong 1989: 13). In het algemeen was rood een symbool van de Bektashi en alawitische stroming, vanwege de verbondenheid met de geschiedenis van de sjiietische islam. Bovendien werd dit object vanwege de vijf vingers gerelateerd aan de symboliek van de hand en de leeuwenpoot. De leeuw staat symbool voor Ali, de vijf vingers voor de vijf leden van de ahl al-bayt. Het lichaam krabben met de hand werd hierom gezien als niet respectvol, waardoor de noodzaak van de ruggenkrabber ontstond (Ekrem en Ozpalabiyiklar 1999: 87). Ook legden de Bektashi’s een verband met de “Al-i Aba”, de machtige mantel van de profeet Mohammed. In een verhaal schuilde Mohammed met zijn kleinzoons Hassan en Hussein tijdens de regen onder zijn mantel. De mantel werd zo een symbool van een gesloten cirkel van protegés van de profeet, de “familie van de mantel”. Ook de Bektashi’s noemden zichzelf “Al-i Aba” (Birge 1932: 253). <BR> <BR> Yasemin Bagci, 2016 (vert. P. Tamimi Arab).