Staf van een Bektashi baba

Deze houten staf voor Bektashi-soefi’s werd een “tariq dini” genoemd. De staf is demontabel, voorzien van een inscriptie in het Ottomaans Turks en ingelegd met eenentwintig robijnen en zilverwerk dat een zespuntige ster en een Salomonszegel voorstelt. In de museumcollectie bevindt zich nog een andere staf die door Bektashi-soefi’s werd gebruikt (inv. nr. 7031-38). De Bektashi-orde is in de 13e eeuw in Anatolië ontstaan en behoort tot de alevitische tak van de sjiietische islam. De oprichter van de orde is de 13e-eeuwse mysticus imam Haci Bektash. De Bektashi's behoren tot het twaalver-sji'isme, d.w.z. dat zij vanaf Ali (d. 661) twaalf imams als geestelijk leider erkennen. De twaalfde imam is op mysterieuze wijze verdwenen in 878 na Chr. en zal als verlosser (mahdi) terugkeren om een rechtvaardig rijk te stichten. Het zwaartepunt van de Bektashi-orde ligt tegenwoordig in Albanië en bepaalde streken van Anatolië.<BR> <BR> De naam van de staf is afgeleid van de Turkse term “tariq-i dini”, wat “de weg van de religie” betekent. De staf werd gebruikt aan het begin van de alevitische bijeenkomst cem, voor een ritueel dat “bash okutmak” genoemd werd (letterlijk: het hoofd lezen). Tijdens dit ritueel streek de baba of dede, een oudere man met religieuze autoriteit, driemaal over de rug van zijn discipel (mürit). Daarmee werd de discipel vergiffenis verleend. Het gebruik van de staf beperkte zich tot de alevieten in de Balkan. De inscriptie op deze staf vertelt dat deze door een derwisj met de naam Hassan werd vervaardigd voor Veli Baba, het hoofd van de Durbali Sultan tekke in Thessalië, Griekenland. Deze tekke, een gebouw waar soefi’s samenkwamen, werd vooral gebruikt door Albaanse volgelingen van de Bektashi soefi-orde (zie ook inv. nr. 7031-59).<BR> <BR> De Ottomaanse inscriptie bevat, behalve de naam van de maker en eigenaar, regels uit een gedicht van de 17e-eeuwse soefidichter Kul Nesimi waarin de mystieke opdracht van de derwisj wordt omschreven.<BR> <BR> De versieringen op de staf verwijzen naar de Bektashi geloofsleer. De kleur rood van de robijnen werden algemeen geassocieerd met het Bektashisme en de sjiitische islam en meer specifiek met de daaraan verbonden personen, zoals de profeet Mohammed, Ali en Hussein (De Jong 1989: 13, Atasoy 2016: 383). De Salomonszegel (mühr-i Suleyman) stond bekend om zijn bescherming tegen kwade invloeden (Pala 2014: 524). De zes punten van de ster staan symbool voor de zes richtingen (voren, achteren, rechts, links, boven en beneden); maar ook voor de zes namen van het paradijs en de zes namen van God en de vijf namen van de heilige familie (ahl al-bayt): Mohammed, Ali, Fatima, Hassan, Hussein, aangevuld met de engel Gabriel (Atasoy 2016: 293).<BR> <BR> Het algemeen gebruikte woord voor staf in het Ottomaans en modern Turks is de Arabische term asa (Algar 1992: 323). Een profetische legende verbond de oorsprong van de staf met Adam. Toen hij het paradijs verliet, gebruikte Adam vijgenbladeren als bedekking en een wijnrank als riem. De engel Gabriel bood hem toen een tak van de boom van het paradijs, die hij als staf gebruikte gedurende zijn leven op aarde. Toen de profeet Mozes op aarde kwam kreeg hij deze staf van Adam met de goedkeuring van God. Het was deze staf waarmee hij succesvol de farao versloeg (Atasoy 2016: 369). In navolging van deze traditie gebruikte ook de profeet Mohammed een staf. Voor de Bektashi’s, die terugverwezen naar deze verhalen en een traditie in stand hielden waarbij de baba’s een staf gebruikten, werden in de staf wereldlijke en bijzondere goddelijke krachten gecombineerd.<BR> <BR> Yasemin Bagci, 2016.

Staf van een Bektashi baba

Deze houten staf voor Bektashi-soefi’s werd een “tariq dini” genoemd. De staf is demontabel, voorzien van een inscriptie in het Ottomaans Turks en ingelegd met eenentwintig robijnen en zilverwerk dat een zespuntige ster en een Salomonszegel voorstelt. In de museumcollectie bevindt zich nog een andere staf die door Bektashi-soefi’s werd gebruikt (inv. nr. 7031-38). De Bektashi-orde is in de 13e eeuw in Anatolië ontstaan en behoort tot de alevitische tak van de sjiietische islam. De oprichter van de orde is de 13e-eeuwse mysticus imam Haci Bektash. De Bektashi's behoren tot het twaalver-sji'isme, d.w.z. dat zij vanaf Ali (d. 661) twaalf imams als geestelijk leider erkennen. De twaalfde imam is op mysterieuze wijze verdwenen in 878 na Chr. en zal als verlosser (mahdi) terugkeren om een rechtvaardig rijk te stichten. Het zwaartepunt van de Bektashi-orde ligt tegenwoordig in Albanië en bepaalde streken van Anatolië.<BR> <BR> De naam van de staf is afgeleid van de Turkse term “tariq-i dini”, wat “de weg van de religie” betekent. De staf werd gebruikt aan het begin van de alevitische bijeenkomst cem, voor een ritueel dat “bash okutmak” genoemd werd (letterlijk: het hoofd lezen). Tijdens dit ritueel streek de baba of dede, een oudere man met religieuze autoriteit, driemaal over de rug van zijn discipel (mürit). Daarmee werd de discipel vergiffenis verleend. Het gebruik van de staf beperkte zich tot de alevieten in de Balkan. De inscriptie op deze staf vertelt dat deze door een derwisj met de naam Hassan werd vervaardigd voor Veli Baba, het hoofd van de Durbali Sultan tekke in Thessalië, Griekenland. Deze tekke, een gebouw waar soefi’s samenkwamen, werd vooral gebruikt door Albaanse volgelingen van de Bektashi soefi-orde (zie ook inv. nr. 7031-59).<BR> <BR> De Ottomaanse inscriptie bevat, behalve de naam van de maker en eigenaar, regels uit een gedicht van de 17e-eeuwse soefidichter Kul Nesimi waarin de mystieke opdracht van de derwisj wordt omschreven.<BR> <BR> De versieringen op de staf verwijzen naar de Bektashi geloofsleer. De kleur rood van de robijnen werden algemeen geassocieerd met het Bektashisme en de sjiitische islam en meer specifiek met de daaraan verbonden personen, zoals de profeet Mohammed, Ali en Hussein (De Jong 1989: 13, Atasoy 2016: 383). De Salomonszegel (mühr-i Suleyman) stond bekend om zijn bescherming tegen kwade invloeden (Pala 2014: 524). De zes punten van de ster staan symbool voor de zes richtingen (voren, achteren, rechts, links, boven en beneden); maar ook voor de zes namen van het paradijs en de zes namen van God en de vijf namen van de heilige familie (ahl al-bayt): Mohammed, Ali, Fatima, Hassan, Hussein, aangevuld met de engel Gabriel (Atasoy 2016: 293).<BR> <BR> Het algemeen gebruikte woord voor staf in het Ottomaans en modern Turks is de Arabische term asa (Algar 1992: 323). Een profetische legende verbond de oorsprong van de staf met Adam. Toen hij het paradijs verliet, gebruikte Adam vijgenbladeren als bedekking en een wijnrank als riem. De engel Gabriel bood hem toen een tak van de boom van het paradijs, die hij als staf gebruikte gedurende zijn leven op aarde. Toen de profeet Mozes op aarde kwam kreeg hij deze staf van Adam met de goedkeuring van God. Het was deze staf waarmee hij succesvol de farao versloeg (Atasoy 2016: 369). In navolging van deze traditie gebruikte ook de profeet Mohammed een staf. Voor de Bektashi’s, die terugverwezen naar deze verhalen en een traditie in stand hielden waarbij de baba’s een staf gebruikten, werden in de staf wereldlijke en bijzondere goddelijke krachten gecombineerd.<BR> <BR> Yasemin Bagci, 2016.