Houten deur met in reliëf uitgesneden figuren

De deur is een symbool van rijkdom en sociale status. De sculpturaal versierde houten huisdeuren van de noordelijke Senufo waren alleen voorbehouden aan de notabelen en welgestelden in een dorp. De rest van de bewoners had deuren van vlechtwerk. De meeste versierde Senufo deuren in de musea zijn afkomstig uit de omgeving van Korhogo (zoals onderhavig exemplaar) en Boundiali. In Korhogo is zelfs een complete wijk waar alleen beeldhouwers wonen en werken. In 1939 bezocht Albert Maesen de wijk Kokwo waar zich een bloeiende houtbewerkers gemeenschap had ontwikkeld (Veirman 2001: 277). Deze aparte beroepsgroep van houtbewerkers staat bekend als de 'kulebele' of 'dalebele'. De kulebele zijn niet wijdverspreid en in veel Senufo gebieden behoort 'de houtbewerking en het snijden van maskers en beelden tot de activiteiten van de smeden oftewel 'fonobele'' (Veirman 2001: 275)<BR> Ten tijde van Maesens onderzoek was het werk van de beeldhouwers in Korhogo al sterk gecommercialiseerd. Men werkte nog wel voor de lokale markt, maar er bestond al een grote productie voor de internationale, toeristenmarkt (Veirman 2001: 279). Het is dus niet met zekerheid te zeggen of onderhavige deur voor lokaal gebruik bestemd was of is geweest. Ook werd er door de Hausa op commerciële basis gehandeld in sculpturen die zij daarvoor speciaal verzamelden in de omliggende dorpen. Nog steeds zijn zij verantwoordelijk voor het op de (internationale) markt brengen van Ivoriaanse kunst (zie Steiner 1994). In ieder geval constateerde Maesen in 1939 dat er nog voldoende deuren in laag reliëf aanwezig waren in de streek ten noorden van Boundiali: 'waar 't krioelt van de gesculpt. deuren, en van de beste.' (Veirman 2001: 282). In 1939 was het dus mogelijk om nieuwe, nog ongebruikte sculpturen te kopen die wel bestemd waren voor gebruik en dus voldeden aan de door de lokale Senufo gewenste en vereiste vormgeving en niet aangepast waren aan de wensen van een externe (toeristen) markt. <BR> <BR> De deur is in laag reliëf versierd met acht rijen van diverse zoölogische en antropomorfe figuren. De precieze betekenis van deze figuren is onduidelijk en men moet voorzichtig zijn met het interpreteren van de voorstellingen. In de literatuur worden de voorstellingen vooral geinterpreteerd als metaforen en symbolische verwijzingen naar machtsverhoudingen, strijd, waarzeggerij en bosgeesten. Enkele figuren zijn inderdaad duidelijk herkenbaar en hun betekenis bij de Senufo is in meerdere studies onderzocht. <BR> In de onderste rij zijn twee kpeli-yeke maskers opgenomen. Dit vrouwelijke masker is heeft tegelijkertijd een zeer publieke alsook private functie. Zo treedt ze op tijdens begrafenissen en feesten maar ook bij geheime initiatierituelen van het Poro-genootschap. <BR> De mensfiguur naast het rechter masker zou een voorstelling van een 'madebele' kunnen wezen. Deze geesten van de wildernis tonen zich in een kleine menselijke gestalte. Zij hebben een ambivalent karakter, ze kunnen zowel hulp bieden als onheil stichten. Ze zijn de hulpgeesten van de Senufo waarzegster (sandobele). Ze bemiddelen en geven de boodschappen door van andere geestwezens, de voorouders en de krachten van de wildernis (Veirman 2002: 111). <BR> De slang op de tweede rij van onderen is de python ('fo') die als levensbrenger wordt gezien, hij is onsterfelijk. Fo is een bron van kennis en kan als boodschapper van de geestwezens optreden. Hij is de beschermer van de 'sandobele' (Veirman 2002: 112). Boven de python is de hoornraaf aangebracht. In de mythologie van de Senufo neemt deze vogel een belangrijke plaats in, hij zou het verstand en de kennis aan de mensheid hebben doorgegeven. Deze daad heeft hem tot het symbool van het Poro-genootschap gemaakt (Suys 1987: 18). Goldwater (1964:28) stelt dat de hoornraaf samen met de kameleon, schildpad, slang en krokodil tot de eerste vijf levende wezens op aarde behoord.<BR> Tot slot de ruiterfiguur ('syonfolo) met opgeheven wapen in dezelfde rij als de hoornraaf. Paarden staan symbool voor macht, kracht, autoriteit en rijkdom. Alleen de machthebbers konden zich immers een paard veroorloven. Volgens Veirman vormden de geweldadige vreemde ruiters, zoals de Mande-slavenjagers en de troepen van de krijgsheer Samory Touré de inspiratiebron voor het motief. Toen belangrijke Senufo hoofdmannen en notabelen ook paarden gingen houden, werd het dier tevens een statussymbool (2002: 248).<BR> <BR> In sommige literatuur (Holas volgens Suys 1987: 11) wordt gesteld dat de gebeeldhouwde deuren ook worden aangebracht in heiligdommen en in graanschuren. Maesen (zie Veirman 2001) en Suys (1987) bestrijden dit, onder andere op grond van het feit dat nog nooit iemand dit daadwerkelijk fysiek geconstateerd heeft.<BR> <BR> Vervaardiging<BR> De houtbewerker kiest veelal zachte houtsoorten met een gemiddelde dichtheid (zoals de kapokboom en de frakè). Dit stelt hem in staat om met relatief eenvoudig gereedschap de deuren in reliëf te bewerken. Eerst hakt hij met een bijl ruwweg de contouren van de deur uit de boomstam, vervolgens diept hij de vormen met dissels van diverse afmetingen uit en gebruikt een licht gebogen mes voor de details (Knops 1980: 252-253).

Houten deur met in reliëf uitgesneden figuren

De deur is een symbool van rijkdom en sociale status. De sculpturaal versierde houten huisdeuren van de noordelijke Senufo waren alleen voorbehouden aan de notabelen en welgestelden in een dorp. De rest van de bewoners had deuren van vlechtwerk. De meeste versierde Senufo deuren in de musea zijn afkomstig uit de omgeving van Korhogo (zoals onderhavig exemplaar) en Boundiali. In Korhogo is zelfs een complete wijk waar alleen beeldhouwers wonen en werken. In 1939 bezocht Albert Maesen de wijk Kokwo waar zich een bloeiende houtbewerkers gemeenschap had ontwikkeld (Veirman 2001: 277). Deze aparte beroepsgroep van houtbewerkers staat bekend als de 'kulebele' of 'dalebele'. De kulebele zijn niet wijdverspreid en in veel Senufo gebieden behoort 'de houtbewerking en het snijden van maskers en beelden tot de activiteiten van de smeden oftewel 'fonobele'' (Veirman 2001: 275)<BR> Ten tijde van Maesens onderzoek was het werk van de beeldhouwers in Korhogo al sterk gecommercialiseerd. Men werkte nog wel voor de lokale markt, maar er bestond al een grote productie voor de internationale, toeristenmarkt (Veirman 2001: 279). Het is dus niet met zekerheid te zeggen of onderhavige deur voor lokaal gebruik bestemd was of is geweest. Ook werd er door de Hausa op commerciële basis gehandeld in sculpturen die zij daarvoor speciaal verzamelden in de omliggende dorpen. Nog steeds zijn zij verantwoordelijk voor het op de (internationale) markt brengen van Ivoriaanse kunst (zie Steiner 1994). In ieder geval constateerde Maesen in 1939 dat er nog voldoende deuren in laag reliëf aanwezig waren in de streek ten noorden van Boundiali: 'waar 't krioelt van de gesculpt. deuren, en van de beste.' (Veirman 2001: 282). In 1939 was het dus mogelijk om nieuwe, nog ongebruikte sculpturen te kopen die wel bestemd waren voor gebruik en dus voldeden aan de door de lokale Senufo gewenste en vereiste vormgeving en niet aangepast waren aan de wensen van een externe (toeristen) markt. <BR> <BR> De deur is in laag reliëf versierd met acht rijen van diverse zoölogische en antropomorfe figuren. De precieze betekenis van deze figuren is onduidelijk en men moet voorzichtig zijn met het interpreteren van de voorstellingen. In de literatuur worden de voorstellingen vooral geinterpreteerd als metaforen en symbolische verwijzingen naar machtsverhoudingen, strijd, waarzeggerij en bosgeesten. Enkele figuren zijn inderdaad duidelijk herkenbaar en hun betekenis bij de Senufo is in meerdere studies onderzocht. <BR> In de onderste rij zijn twee kpeli-yeke maskers opgenomen. Dit vrouwelijke masker is heeft tegelijkertijd een zeer publieke alsook private functie. Zo treedt ze op tijdens begrafenissen en feesten maar ook bij geheime initiatierituelen van het Poro-genootschap. <BR> De mensfiguur naast het rechter masker zou een voorstelling van een 'madebele' kunnen wezen. Deze geesten van de wildernis tonen zich in een kleine menselijke gestalte. Zij hebben een ambivalent karakter, ze kunnen zowel hulp bieden als onheil stichten. Ze zijn de hulpgeesten van de Senufo waarzegster (sandobele). Ze bemiddelen en geven de boodschappen door van andere geestwezens, de voorouders en de krachten van de wildernis (Veirman 2002: 111). <BR> De slang op de tweede rij van onderen is de python ('fo') die als levensbrenger wordt gezien, hij is onsterfelijk. Fo is een bron van kennis en kan als boodschapper van de geestwezens optreden. Hij is de beschermer van de 'sandobele' (Veirman 2002: 112). Boven de python is de hoornraaf aangebracht. In de mythologie van de Senufo neemt deze vogel een belangrijke plaats in, hij zou het verstand en de kennis aan de mensheid hebben doorgegeven. Deze daad heeft hem tot het symbool van het Poro-genootschap gemaakt (Suys 1987: 18). Goldwater (1964:28) stelt dat de hoornraaf samen met de kameleon, schildpad, slang en krokodil tot de eerste vijf levende wezens op aarde behoord.<BR> Tot slot de ruiterfiguur ('syonfolo) met opgeheven wapen in dezelfde rij als de hoornraaf. Paarden staan symbool voor macht, kracht, autoriteit en rijkdom. Alleen de machthebbers konden zich immers een paard veroorloven. Volgens Veirman vormden de geweldadige vreemde ruiters, zoals de Mande-slavenjagers en de troepen van de krijgsheer Samory Touré de inspiratiebron voor het motief. Toen belangrijke Senufo hoofdmannen en notabelen ook paarden gingen houden, werd het dier tevens een statussymbool (2002: 248).<BR> <BR> In sommige literatuur (Holas volgens Suys 1987: 11) wordt gesteld dat de gebeeldhouwde deuren ook worden aangebracht in heiligdommen en in graanschuren. Maesen (zie Veirman 2001) en Suys (1987) bestrijden dit, onder andere op grond van het feit dat nog nooit iemand dit daadwerkelijk fysiek geconstateerd heeft.<BR> <BR> Vervaardiging<BR> De houtbewerker kiest veelal zachte houtsoorten met een gemiddelde dichtheid (zoals de kapokboom en de frakè). Dit stelt hem in staat om met relatief eenvoudig gereedschap de deuren in reliëf te bewerken. Eerst hakt hij met een bijl ruwweg de contouren van de deur uit de boomstam, vervolgens diept hij de vormen met dissels van diverse afmetingen uit en gebruikt een licht gebogen mes voor de details (Knops 1980: 252-253).