Makimono met opgeplakte prenten en documenten over twee kamelen in Japan in 1821-1825

Dat de Hollanders in 1821 twee kamelen in Japan invoerden, dat lijdt geen twijfel, maar wanneer dat nu precies was, daarover verschillen de meningen. Sommigen houden het op de zesde maand (zoals een strooibiljet uit Osaka, RV-2666-65; of een prent uit Edo, RV-2666-70), anderen gaan uit van de zevende maand (een Nagasaki prent, RV-5824-8), terwijl weer een andere bron specifiek meldt dat de twee kamelen op de 29e dag van de zesde maand aan land kwamen, inderdaad de laatste dag van de zesde maand (een prent uit Osaka, RV-5718-105). Verder weten we dat de komst van de twee kamelen, een mannetje (8 jaar oud) en een vrouwtje (7 jaar oud), een privé initiatief van Opperhoofd Jan Cock Blomhoff (1817-23) was. Hij wilde deze exotische dieren overal in Japan laten vertonen zodat zijn Japanse vrouw dankzij de opbrengsten daarvan, ook na zijn terugkeer naar Nederland, zorgeloos zou kunnen leven. (Opvallend is dat Hokusai – die de dieren ongetwijfeld in 1824 zag, pas in zijn Hokusai manga deel 13, van vlak voor zijn dood of mogelijk zelfs kort daarna, voor het eerst een dromedaris tekent.)<BR> <BR> Blijkens een prent getekend door Tanxx Keixx (RV-5718-105) weten we dat de kamelen in de 10e maand van datzelfde jaar al in Osaka te bewonderen waren, een gelegenheid die door middel van aanplakbiljetten of strooibiljetten (RV-2666-65) werd aangekondigd. Blijkens een diptiek ontworpen door Utagawa Kuniyasu (1794-1832 ; RV-2666-70/71) blijken ze bijna drie jaar later ook in Edo te zien, bij de Ryōgokubashi. Één van de dieren bezweek aan de kou in de Tōhoku regio en werd daar bij een tempel begraven. Hoe het uiteindelijk met het overgebleven dier is afgelopen is niet bekend.<BR> <BR> Uit bovenstaande kan al worden opgemaakt dat de dieren de nodige verbazing wekten en dat velen de dieren moeten hebben gezien, verbaasd of verbijsterd, of een combinatie daarvan. Het verse nieuws over de pas in Japan aangekomen dieren en afbeeldingen daarvan circuleerden al in 1821 in de hoofdstad Edo. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een Nieuwjaarsprent met een afbeelding van een van de dieren, een zijaanzicht, met een beschrijving en, op verzoek, voorzien van kyōka gedichten door Ōta Nanpo, alias Shokusanjin (1749-1823) en Yomo no Utagaki Magao, alias Kyōkadō (1753-1829), uitgegeven voor de eerste maand van 1822. Het gedicht van Kyōkadō is zelfs voorzien van een uitgebreide vertaling of bewerking in keurig Hollands. Die prent, en een groot aantal andere totaal onbekende afbeeldingen van de kamelen – verwerkingen van de dieren in verschillende populaire verhaaltjes, o.a. door Nansenshō Somando II, alias Tamenaga Shunsui (1790-1844) met illustraties van Keisai Eisen (1790-1848), of efemeer drukwerk geschreven door Kōnantei Karatachi (act. 1818-25) en geïllustreerd door de al genoemde Kuniyasu, oorspronkelijke schilderingen en kopieen naar illustraties in diverse boeken en encyclopedien, gedrukte en MS verhandelingen over de dieren, alles bij elkaar vele tientallen documenten – werden kennelijk met grote inzet en ijver door iemand verzameld. Wie dat was is niet bekend, een voor- of nawoord ontbreekt, maar hoogstwaarschijnlijk werkte hij vanuit Edo. Of het mogelijk dezelfde was die ook het drukwerkje 1824 (RV-6092-1) deed uitgeven, is (nog) niet te zeggen, maar dat drukwerk als ook deze groep documenten en prenten tonen zeker aan dat de kamelen wel zeer veel opzien baarden.<BR> <BR> De documenten en prenten zijn alle opgeplakt op een lange rol, emaki, van bijna 40 cm hoog en ongeveer 20 meter lang. Zelfs onder de gedrukte documenten en prenten is het merendeel volslagen onbekend en van opzienbarend belang.

Makimono met opgeplakte prenten en documenten over twee kamelen in Japan in 1821-1825

Dat de Hollanders in 1821 twee kamelen in Japan invoerden, dat lijdt geen twijfel, maar wanneer dat nu precies was, daarover verschillen de meningen. Sommigen houden het op de zesde maand (zoals een strooibiljet uit Osaka, RV-2666-65; of een prent uit Edo, RV-2666-70), anderen gaan uit van de zevende maand (een Nagasaki prent, RV-5824-8), terwijl weer een andere bron specifiek meldt dat de twee kamelen op de 29e dag van de zesde maand aan land kwamen, inderdaad de laatste dag van de zesde maand (een prent uit Osaka, RV-5718-105). Verder weten we dat de komst van de twee kamelen, een mannetje (8 jaar oud) en een vrouwtje (7 jaar oud), een privé initiatief van Opperhoofd Jan Cock Blomhoff (1817-23) was. Hij wilde deze exotische dieren overal in Japan laten vertonen zodat zijn Japanse vrouw dankzij de opbrengsten daarvan, ook na zijn terugkeer naar Nederland, zorgeloos zou kunnen leven. (Opvallend is dat Hokusai – die de dieren ongetwijfeld in 1824 zag, pas in zijn Hokusai manga deel 13, van vlak voor zijn dood of mogelijk zelfs kort daarna, voor het eerst een dromedaris tekent.)<BR> <BR> Blijkens een prent getekend door Tanxx Keixx (RV-5718-105) weten we dat de kamelen in de 10e maand van datzelfde jaar al in Osaka te bewonderen waren, een gelegenheid die door middel van aanplakbiljetten of strooibiljetten (RV-2666-65) werd aangekondigd. Blijkens een diptiek ontworpen door Utagawa Kuniyasu (1794-1832 ; RV-2666-70/71) blijken ze bijna drie jaar later ook in Edo te zien, bij de Ryōgokubashi. Één van de dieren bezweek aan de kou in de Tōhoku regio en werd daar bij een tempel begraven. Hoe het uiteindelijk met het overgebleven dier is afgelopen is niet bekend.<BR> <BR> Uit bovenstaande kan al worden opgemaakt dat de dieren de nodige verbazing wekten en dat velen de dieren moeten hebben gezien, verbaasd of verbijsterd, of een combinatie daarvan. Het verse nieuws over de pas in Japan aangekomen dieren en afbeeldingen daarvan circuleerden al in 1821 in de hoofdstad Edo. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een Nieuwjaarsprent met een afbeelding van een van de dieren, een zijaanzicht, met een beschrijving en, op verzoek, voorzien van kyōka gedichten door Ōta Nanpo, alias Shokusanjin (1749-1823) en Yomo no Utagaki Magao, alias Kyōkadō (1753-1829), uitgegeven voor de eerste maand van 1822. Het gedicht van Kyōkadō is zelfs voorzien van een uitgebreide vertaling of bewerking in keurig Hollands. Die prent, en een groot aantal andere totaal onbekende afbeeldingen van de kamelen – verwerkingen van de dieren in verschillende populaire verhaaltjes, o.a. door Nansenshō Somando II, alias Tamenaga Shunsui (1790-1844) met illustraties van Keisai Eisen (1790-1848), of efemeer drukwerk geschreven door Kōnantei Karatachi (act. 1818-25) en geïllustreerd door de al genoemde Kuniyasu, oorspronkelijke schilderingen en kopieen naar illustraties in diverse boeken en encyclopedien, gedrukte en MS verhandelingen over de dieren, alles bij elkaar vele tientallen documenten – werden kennelijk met grote inzet en ijver door iemand verzameld. Wie dat was is niet bekend, een voor- of nawoord ontbreekt, maar hoogstwaarschijnlijk werkte hij vanuit Edo. Of het mogelijk dezelfde was die ook het drukwerkje 1824 (RV-6092-1) deed uitgeven, is (nog) niet te zeggen, maar dat drukwerk als ook deze groep documenten en prenten tonen zeker aan dat de kamelen wel zeer veel opzien baarden.<BR> <BR> De documenten en prenten zijn alle opgeplakt op een lange rol, emaki, van bijna 40 cm hoog en ongeveer 20 meter lang. Zelfs onder de gedrukte documenten en prenten is het merendeel volslagen onbekend en van opzienbarend belang.