Speelkaart

Kaart van Iraans kaartspel dat ās (aas,ace) wordt genoemd. Het is waarschijnlijk in de 17e of 18e eeuw afgeleid van de Europese voorloper van poker.<BR> Het spel bestaat uit 20 of 25 rechthoekige kaarten van 6 x 4 cm van gelakt papier-maché met afbeeldingen van leeuw (ās), koning (pādšāh), dame (bībī), soldaat (sarbāz) en dansmeisje (lakāt of kūlī). De afbeeldingen hebben ook hun eigen kleur: aas=zwart, koning=groen, dame=rood,soldaat=goud en dansmeisje=geel.<BR> De regels van het spel lijken op die van poker, er wordt gespeeld met 5 speelkaarten per speler om een inzet, waarbij gebluft kan worden (tūp zadan= een geweer afvuren en een bluf heet tūp).<BR> De iconografie van de afbeeldingen van de kaarten is te rangschikken in de volgende groepen:<BR> hoftaferelen, mytische afbeeldingen, portretten, pornografische afbeeldingen, afbeeldingen van bloemen en Europese afbeeldingen. De grootste groep kaarten bestaat uit hoftaferelen. De afbeeldingen zijn bijna letterlijke kopieën van de hofschilderingen van de Qajarenvorst Fath 'Alī Šāh (1797-1834) en zijn opvolgers.<BR> Ondanks het Islamitisch verbod op gokken werd ās gespeeld in alle lagen van de bevolking met uitzondering van de schriftgeleerden en de hogere middenstand (bazargani's). Het spel werd meestal in de koffiehuizen gespeeld.<BR> <BR> Productieproces<BR> De kaarten behoren tot het Perzische lakwerk. De meeste nog bestaande objecten van lakwerk stammen uit de Qajaren periode (1779-1924), maar het procede is al gebruikt in de late 15e eeuw in Herat voor het maken van boekbanden. Vroeg in de 16e eeuw werd de techniek van het Heratlakwerk naar Iran, Centraal Azie en Turkije overgebracht en aan het eind van die eeuw werd het ook gebruikt in India.Karakteristiek voor dit lakwerk is dat het gaat om beschilderde voorwerpen van papier- maché, die vervolgens een sterk glanzende oppervlaktelaag krijgen van lak.<BR> Papier- maché werd gemaakt door papier samen te stampen met affodilpasta. Daarna werd de massa te drogen gelegd in een houten vorm, die eerst met zeep was ingewreven om aankoeken tegen te gaan. Op de gedroogde laag kwam een nieuwe laag pasta etc. tot men de gewenste dikte had. Daarna werd de kaart gevernist met een lak van een deel sandrakhars en drie delen lijnzaadolie. Daarop werd de schildering aangebracht in olieverf en daarover heen kwam dan nog een laatste vernislaag. Andere objecten van Perzisch lakwerk waren spiegels, boekomslagen en de ook nu nog onder toeristen bekende pennendozen.

Speelkaart

Kaart van Iraans kaartspel dat ās (aas,ace) wordt genoemd. Het is waarschijnlijk in de 17e of 18e eeuw afgeleid van de Europese voorloper van poker.<BR> Het spel bestaat uit 20 of 25 rechthoekige kaarten van 6 x 4 cm van gelakt papier-maché met afbeeldingen van leeuw (ās), koning (pādšāh), dame (bībī), soldaat (sarbāz) en dansmeisje (lakāt of kūlī). De afbeeldingen hebben ook hun eigen kleur: aas=zwart, koning=groen, dame=rood,soldaat=goud en dansmeisje=geel.<BR> De regels van het spel lijken op die van poker, er wordt gespeeld met 5 speelkaarten per speler om een inzet, waarbij gebluft kan worden (tūp zadan= een geweer afvuren en een bluf heet tūp).<BR> De iconografie van de afbeeldingen van de kaarten is te rangschikken in de volgende groepen:<BR> hoftaferelen, mytische afbeeldingen, portretten, pornografische afbeeldingen, afbeeldingen van bloemen en Europese afbeeldingen. De grootste groep kaarten bestaat uit hoftaferelen. De afbeeldingen zijn bijna letterlijke kopieën van de hofschilderingen van de Qajarenvorst Fath 'Alī Šāh (1797-1834) en zijn opvolgers.<BR> Ondanks het Islamitisch verbod op gokken werd ās gespeeld in alle lagen van de bevolking met uitzondering van de schriftgeleerden en de hogere middenstand (bazargani's). Het spel werd meestal in de koffiehuizen gespeeld.<BR> <BR> Productieproces<BR> De kaarten behoren tot het Perzische lakwerk. De meeste nog bestaande objecten van lakwerk stammen uit de Qajaren periode (1779-1924), maar het procede is al gebruikt in de late 15e eeuw in Herat voor het maken van boekbanden. Vroeg in de 16e eeuw werd de techniek van het Heratlakwerk naar Iran, Centraal Azie en Turkije overgebracht en aan het eind van die eeuw werd het ook gebruikt in India.Karakteristiek voor dit lakwerk is dat het gaat om beschilderde voorwerpen van papier- maché, die vervolgens een sterk glanzende oppervlaktelaag krijgen van lak.<BR> Papier- maché werd gemaakt door papier samen te stampen met affodilpasta. Daarna werd de massa te drogen gelegd in een houten vorm, die eerst met zeep was ingewreven om aankoeken tegen te gaan. Op de gedroogde laag kwam een nieuwe laag pasta etc. tot men de gewenste dikte had. Daarna werd de kaart gevernist met een lak van een deel sandrakhars en drie delen lijnzaadolie. Daarop werd de schildering aangebracht in olieverf en daarover heen kwam dan nog een laatste vernislaag. Andere objecten van Perzisch lakwerk waren spiegels, boekomslagen en de ook nu nog onder toeristen bekende pennendozen.