Korthalsluit van hout met 39 snaren waarvan 35 sympathisch.

Deze korthalsluit heeft 4 hoofdsnaren en 35 meeklinkende (sympathische) snaren. De 4 grote stemknoppen zijn voor het stemmen van de hoofdsnaren en alle andere stempennen zijn voor het stemmen van de sympathische snaren.<BR> <BR> De naam van het instrument is 'sarangi'. Een sarangi is een strijkinstrument uit Zuid-Azie dat zowel aangetroffen wordt in de Hindoestaanse klassieke raga muziek van Noord India en Pakistan als in verwante vormen uit de volksmuziek vooral van Rajasthan en Noord-West India (Sadie 1984: 294). De voortdurende prominente plaats van de sarangi in de volksmuziek doet vermoeden dat het oorspronkelijk een instrument uit de volksmuziek was, terwijl het pas later in de klassieke muziek is verschenen - misschien zelfs pas in de klassieke Khyal in de achtiende eeuw (Sadie 1984: 295). Volgens experts stamt de sarangi zoals we hem nu kennen dan ook uit de zeventiende eeuw (Krishnaswamy 1967: 54).<BR> De Hindoestaanse klassieke sarangi is het belangrijkste gestreken snaarinstrument uit de Noord-Indiase muziek, maar wat betreft vorm en structuur is er een duidelijk gebrek aan standaardisering. De korthalsluit is meestal uit een blok hout met de hand gemaakt en is 66-69 cm lang. De 4 hoofdonderdelen van het instrument zijn de klankkast, de snaarhouder, de hals en het stemmechaniek. De klankkast is uitgehold en overspannen met geitenvel en een stok wordt in de klankkast geplaats voor de stevigheid. Er zijn 2 stemmechanieken: 1 voor de sympathische snaren (deze klinken mee, maar worden niet gestreken of getokkeld) die het grootste gedeelte van de hals beslaat en 1 voor de hoofdsnaren die worden gestreken evenals de resterende sympathische snaren. Dit laatste stemmechaniek bevindt zich in de kop van het instrument (aan het einde van de hals). Er zijn meestal 3 of 4 hoofdsnaren die van geitendarm worden gemaakt en vaak 36 (maar dit aantal varieert sterk) sympatische snaren die van koper of staal zijn gemaakt. De sarangi heeft minimaal 2 en gewoonlijk 4 bruggen waarover de snaren lopen (Sadie 1984: 294-295).<BR> De sarangi speler zit in kleermakerszit en houdt het instrument verticaal waarbij het steunt op de benen en de linkerschouder. De vingernagels van de rechterhand worden gebruikt om de snaren te stoppen en om ze in te drukken om een hogere toon te krijgen. De strijkstok wordt in de rechterhand gehouden waarbij de handpalm naar boven is gekeerd (Sadie 1984: 295).<BR> Het geluid van de sarangi en de mogelijkheden om klanken te produceren komen naar verluid het dichtst van alle instrumenten bij de menselijke stem. De sarangi wordt gebruikt als begeleiding bij zang en wordt ook als solo instrument gebruikt (Krishnaswamy 1967: 53-54). Het repertoire van de sarangi als solo-instrument bestaat voor een groot deel uit "instrumentale Khyal". De beroemde sarangispeler Ram Narayan heeft ook elementen van de Dhrupad (de andere grote klassieke Indiase zangstijl naast Khyal) toegevoegd. Hij speelde de sarangi alleen als solo-instrument en was daarmee een uitzondering (Sadie 1984: 295).<BR>

Korthalsluit van hout met 39 snaren waarvan 35 sympathisch.

Deze korthalsluit heeft 4 hoofdsnaren en 35 meeklinkende (sympathische) snaren. De 4 grote stemknoppen zijn voor het stemmen van de hoofdsnaren en alle andere stempennen zijn voor het stemmen van de sympathische snaren.<BR> <BR> De naam van het instrument is 'sarangi'. Een sarangi is een strijkinstrument uit Zuid-Azie dat zowel aangetroffen wordt in de Hindoestaanse klassieke raga muziek van Noord India en Pakistan als in verwante vormen uit de volksmuziek vooral van Rajasthan en Noord-West India (Sadie 1984: 294). De voortdurende prominente plaats van de sarangi in de volksmuziek doet vermoeden dat het oorspronkelijk een instrument uit de volksmuziek was, terwijl het pas later in de klassieke muziek is verschenen - misschien zelfs pas in de klassieke Khyal in de achtiende eeuw (Sadie 1984: 295). Volgens experts stamt de sarangi zoals we hem nu kennen dan ook uit de zeventiende eeuw (Krishnaswamy 1967: 54).<BR> De Hindoestaanse klassieke sarangi is het belangrijkste gestreken snaarinstrument uit de Noord-Indiase muziek, maar wat betreft vorm en structuur is er een duidelijk gebrek aan standaardisering. De korthalsluit is meestal uit een blok hout met de hand gemaakt en is 66-69 cm lang. De 4 hoofdonderdelen van het instrument zijn de klankkast, de snaarhouder, de hals en het stemmechaniek. De klankkast is uitgehold en overspannen met geitenvel en een stok wordt in de klankkast geplaats voor de stevigheid. Er zijn 2 stemmechanieken: 1 voor de sympathische snaren (deze klinken mee, maar worden niet gestreken of getokkeld) die het grootste gedeelte van de hals beslaat en 1 voor de hoofdsnaren die worden gestreken evenals de resterende sympathische snaren. Dit laatste stemmechaniek bevindt zich in de kop van het instrument (aan het einde van de hals). Er zijn meestal 3 of 4 hoofdsnaren die van geitendarm worden gemaakt en vaak 36 (maar dit aantal varieert sterk) sympatische snaren die van koper of staal zijn gemaakt. De sarangi heeft minimaal 2 en gewoonlijk 4 bruggen waarover de snaren lopen (Sadie 1984: 294-295).<BR> De sarangi speler zit in kleermakerszit en houdt het instrument verticaal waarbij het steunt op de benen en de linkerschouder. De vingernagels van de rechterhand worden gebruikt om de snaren te stoppen en om ze in te drukken om een hogere toon te krijgen. De strijkstok wordt in de rechterhand gehouden waarbij de handpalm naar boven is gekeerd (Sadie 1984: 295).<BR> Het geluid van de sarangi en de mogelijkheden om klanken te produceren komen naar verluid het dichtst van alle instrumenten bij de menselijke stem. De sarangi wordt gebruikt als begeleiding bij zang en wordt ook als solo instrument gebruikt (Krishnaswamy 1967: 53-54). Het repertoire van de sarangi als solo-instrument bestaat voor een groot deel uit "instrumentale Khyal". De beroemde sarangispeler Ram Narayan heeft ook elementen van de Dhrupad (de andere grote klassieke Indiase zangstijl naast Khyal) toegevoegd. Hij speelde de sarangi alleen als solo-instrument en was daarmee een uitzondering (Sadie 1984: 295).<BR>