Stokciter

Het woord vina verwijst in Zuid-Azië naar chordofonen in het algemeen. Hier verwijst het naar de moderne Zuid-Indiase Sarasvati vina, een langhalsluit met zeven snaren, het belangrijkste instrument in de Zuid-Indiase klassieke muziek. Het wordt hoofdzakelijk door leden van de hoge Brahman-kaste bespeeld, in de vier zuidelijke staten van India: Tamil Nadu, Andhra Pradesh, Kerala en Karnataka. <BR> De vina wordt alleen gebruikt in sangita, een muziekvorm waarbij techniek, repertoire en een individuele improvisatorische stijl oraal worden overgebracht van leraar op leerling gedurende een lange leertijd. Beroemde scholen ontwikkelden in de hoven van de rajahs en floreerden onder Brits gezag. In de moderne tijd ontstond steeds meer invloed vanuit de noordelijke hindoestaanse muziek. Verzet hiertegen was het sterkst in de traditionele Mysore school. <BR> De naam verwijst naar het icoon van de hindoe godin Sarasvati die de vina bespeelt. Haar afbeelding hangt vaak in huizen van de brahmaankaste en op scholen in Zuid-India. Sarasvati is de godin van vidya, het begrip van het leven, dat de Hindoe kan bevrijden uit de reïncarnatiecyclus. Muziek kan daarbij een rol spelen.<BR> <BR> De vorm van de moderne vina is afgeleid van de langhalsluit rabab van de islamitische hoven van vóór de tijd van de Mughals (begin 16de tot midden 19de eeuw). Sommige elementen van het instrument zijn afgeleid van stokciters, zoals o.a. de ingelegde frets, de extra klankkast en de speeltechniek. De vina is een mengeling van Zuid-Aziatische typen, vermoedelijk zo'n drie eeuwen oud.<BR> <BR> De moderne vina bestaat in twee typen: Tanjore en Mysore. Het verschil zit in het gebruikte hout en de decoratie, waarbij de Tanjore veel rijkelijker gesneden en versierd is. <BR> <BR> De speler zit met zijn benen in kleermakerszit op een mat. De tweede niet-functionerende klankkast, hoog in de hals van het instrument, rust op de linkerknie, terwijl de hoofdkast op de mat steunt. De linkerhand bespeelt de snaren via de frets op de hals, terwijl de rechterhand de enkele snaren bespeelt boven de klankkast. Dit laatste loopt gelijk aan de song tekst.<BR> <BR> Vina-uitvoeringen duren van vijf minuten tot wel uren lang, waarbij steeds slechts een raga wordt uitgewerkt. Een raga omvat een aantal melodieën die hoofdzakelijk zijn afgeleid van religieus-filosofische thema's, dat moet leiden tot een unieke muzikale ervaring. <BR> (Grove's dictionary, 1984).<BR> <BR> Vervaardiging<BR> De vina is van hout gemaakt, met een uiteinde gesneden in een drakenkop. Deze is bedekt met bladgoud. Met parelmoer is de grote klankkast is met parelmoer ingezet. De kleinere ronde bol aan het andere uiteinde heeft geen muzikale functie, en is hoogstwaarschijnlijk vervaardigd van papier, via papiermaché.

Stokciter

Het woord vina verwijst in Zuid-Azië naar chordofonen in het algemeen. Hier verwijst het naar de moderne Zuid-Indiase Sarasvati vina, een langhalsluit met zeven snaren, het belangrijkste instrument in de Zuid-Indiase klassieke muziek. Het wordt hoofdzakelijk door leden van de hoge Brahman-kaste bespeeld, in de vier zuidelijke staten van India: Tamil Nadu, Andhra Pradesh, Kerala en Karnataka. <BR> De vina wordt alleen gebruikt in sangita, een muziekvorm waarbij techniek, repertoire en een individuele improvisatorische stijl oraal worden overgebracht van leraar op leerling gedurende een lange leertijd. Beroemde scholen ontwikkelden in de hoven van de rajahs en floreerden onder Brits gezag. In de moderne tijd ontstond steeds meer invloed vanuit de noordelijke hindoestaanse muziek. Verzet hiertegen was het sterkst in de traditionele Mysore school. <BR> De naam verwijst naar het icoon van de hindoe godin Sarasvati die de vina bespeelt. Haar afbeelding hangt vaak in huizen van de brahmaankaste en op scholen in Zuid-India. Sarasvati is de godin van vidya, het begrip van het leven, dat de Hindoe kan bevrijden uit de reïncarnatiecyclus. Muziek kan daarbij een rol spelen.<BR> <BR> De vorm van de moderne vina is afgeleid van de langhalsluit rabab van de islamitische hoven van vóór de tijd van de Mughals (begin 16de tot midden 19de eeuw). Sommige elementen van het instrument zijn afgeleid van stokciters, zoals o.a. de ingelegde frets, de extra klankkast en de speeltechniek. De vina is een mengeling van Zuid-Aziatische typen, vermoedelijk zo'n drie eeuwen oud.<BR> <BR> De moderne vina bestaat in twee typen: Tanjore en Mysore. Het verschil zit in het gebruikte hout en de decoratie, waarbij de Tanjore veel rijkelijker gesneden en versierd is. <BR> <BR> De speler zit met zijn benen in kleermakerszit op een mat. De tweede niet-functionerende klankkast, hoog in de hals van het instrument, rust op de linkerknie, terwijl de hoofdkast op de mat steunt. De linkerhand bespeelt de snaren via de frets op de hals, terwijl de rechterhand de enkele snaren bespeelt boven de klankkast. Dit laatste loopt gelijk aan de song tekst.<BR> <BR> Vina-uitvoeringen duren van vijf minuten tot wel uren lang, waarbij steeds slechts een raga wordt uitgewerkt. Een raga omvat een aantal melodieën die hoofdzakelijk zijn afgeleid van religieus-filosofische thema's, dat moet leiden tot een unieke muzikale ervaring. <BR> (Grove's dictionary, 1984).<BR> <BR> Vervaardiging<BR> De vina is van hout gemaakt, met een uiteinde gesneden in een drakenkop. Deze is bedekt met bladgoud. Met parelmoer is de grote klankkast is met parelmoer ingezet. De kleinere ronde bol aan het andere uiteinde heeft geen muzikale functie, en is hoogstwaarschijnlijk vervaardigd van papier, via papiermaché.