Tand van een potvis, volgens de overlevering afkomstig van de reuzenslang Wate

'De eerste auteur vond een grote, bruin gekleurde tand in een Papoea-hut in het dorp Nano aan de Casuarinenkust, tussen de Digoel- en de Eilandenrivier. Men noemde hem nog vier andere dorpen, waar het 'ding' ook geweest was, omdat men het telkens aan iemand anders doorgaf, uit angst voor de 'geest' die in het voorwerp zou huizen. De papoea's noemen deze tand 'binoet-okos', d.w.z. tand van een grote slang. Volgens hun overleveringen zou een monster-slang een vrouw, genaamd Waté, opgeslokt hebben met uitzondering van haar hoofd, dat naar buiten bleef steken, zoat zij de slang kon gebieden ergens aan land te gaan (hieruit kan men afleiden, dat een zeemonster bedoeld is). De overlevering vertelt verder, dat de slang inderdaad het strand opkroop en zo'n diep spoor acterliet, dat hieruit het tegenwoordige riviertje Waté, bij het dorp Kajirin, is ontstaan (Van Kessel en Van der Feen 1963).

Tand van een potvis, volgens de overlevering afkomstig van de reuzenslang Wate

'De eerste auteur vond een grote, bruin gekleurde tand in een Papoea-hut in het dorp Nano aan de Casuarinenkust, tussen de Digoel- en de Eilandenrivier. Men noemde hem nog vier andere dorpen, waar het 'ding' ook geweest was, omdat men het telkens aan iemand anders doorgaf, uit angst voor de 'geest' die in het voorwerp zou huizen. De papoea's noemen deze tand 'binoet-okos', d.w.z. tand van een grote slang. Volgens hun overleveringen zou een monster-slang een vrouw, genaamd Waté, opgeslokt hebben met uitzondering van haar hoofd, dat naar buiten bleef steken, zoat zij de slang kon gebieden ergens aan land te gaan (hieruit kan men afleiden, dat een zeemonster bedoeld is). De overlevering vertelt verder, dat de slang inderdaad het strand opkroop en zo'n diep spoor acterliet, dat hieruit het tegenwoordige riviertje Waté, bij het dorp Kajirin, is ontstaan (Van Kessel en Van der Feen 1963).