Houten beeld van een hemelnimf

Widyadhari's zijn de hemelnymfen van Indra's hemel, de danseressen die zijn lustverblijf opluisteren. Zij worden aan of voor de godenverblijven aangebracht om de goden het leven te veraangenamen, hen te bewegen aanwezig te zijn en hen gematig te stemmen. Ook in de letterkunde treden meermalen de widadari's op, vooral in het verhaal van Arjuna, wanneer zij deze trachten te verleiden. Ze brengen vreugde aan de hemelingen. Van de zeven hemelse courtisanes zijn de voornaamste: Supraba, Tilottama en Menaka, maar de Baliers hebben het klassieke zevental uitgebreid met een groot aantal andere nymfen bij hun streven om het leven in de godenwereld in overeenstemming te brengen met het leven aan de vorstenhoven. Daarom moeten er ook een groot aantal hemelse jonkvrouwen zijn, zo talrijk als in overeenstemming wordt geacht met de vorst/god. Ter onderscheiding van de witte Rati (gemalin van de liefdesgod Kama), wordt de widadari met gele boreh besmeerd afgebeeld, met bloemen in het haar, maar overigens lijken de beelden niet op elkaar, evenals het geval is met de widyadhara (hemelse muzikant) en Kama (liefdesgod). Dit beeld behoort tot een groep van 28 beelden (15-156 t/m 15-182b), gezamenlijk een pantheon van Balinese godheden vormend, dat getoond werd op de Nederlandse koloniale afdeling op de wereldtentoonstelling te Parijs in 1900. Speciaal voor deze tentoonstelling heeft C.M. Pleyte, conservator van 's Rijks Etnografisch Museum in Leiden, deze beelden op Bali laten vervaardigen. Met behulp van enkele priesters selecteerde hij de relevante beelden die vervolgens door Balinese houtsnijders werden nagemaakt.

Houten beeld van een hemelnimf

Widyadhari's zijn de hemelnymfen van Indra's hemel, de danseressen die zijn lustverblijf opluisteren. Zij worden aan of voor de godenverblijven aangebracht om de goden het leven te veraangenamen, hen te bewegen aanwezig te zijn en hen gematig te stemmen. Ook in de letterkunde treden meermalen de widadari's op, vooral in het verhaal van Arjuna, wanneer zij deze trachten te verleiden. Ze brengen vreugde aan de hemelingen. Van de zeven hemelse courtisanes zijn de voornaamste: Supraba, Tilottama en Menaka, maar de Baliers hebben het klassieke zevental uitgebreid met een groot aantal andere nymfen bij hun streven om het leven in de godenwereld in overeenstemming te brengen met het leven aan de vorstenhoven. Daarom moeten er ook een groot aantal hemelse jonkvrouwen zijn, zo talrijk als in overeenstemming wordt geacht met de vorst/god. Ter onderscheiding van de witte Rati (gemalin van de liefdesgod Kama), wordt de widadari met gele boreh besmeerd afgebeeld, met bloemen in het haar, maar overigens lijken de beelden niet op elkaar, evenals het geval is met de widyadhara (hemelse muzikant) en Kama (liefdesgod). Dit beeld behoort tot een groep van 28 beelden (15-156 t/m 15-182b), gezamenlijk een pantheon van Balinese godheden vormend, dat getoond werd op de Nederlandse koloniale afdeling op de wereldtentoonstelling te Parijs in 1900. Speciaal voor deze tentoonstelling heeft C.M. Pleyte, conservator van 's Rijks Etnografisch Museum in Leiden, deze beelden op Bali laten vervaardigen. Met behulp van enkele priesters selecteerde hij de relevante beelden die vervolgens door Balinese houtsnijders werden nagemaakt.