Leerrede uitgesproken door Cornelis Fransen van Eck, den 15 Februarij 1815; bij gelegenheid van deszelfs eerste predikbeurt na den dood van Mr. Jan Otto Sluiter, Hoogleeraar in de Grieksche en Romeinsche letterkunde aan het Athenaeum te Deventer

Leerrede uitgesproken door Cornelis Fransen van Eck, den 15 Februarij 1815; bij gelegenheid van deszelfs eerste predikbeurt na den dood van Mr. Jan Otto Sluiter, Hoogleeraar in de Grieksche en Romeinsche letterkunde aan het Athenaeum te Deventer