In antwoort op het jonghste post scriptum van de VI. brief van Haggebher Philaleethees tegens eene van de (soo hem dunkt) schadelyke helpers van D°. B. Bekker, raakende desselfs aanmerkinge over de predicatie van D°. Adrianus van Weesel ... den 25. Novemb. over Math. IV.5,6,7. Van de versoekinge onses saligmakers door den duyvel gedaan. Dienende dit tot kraghtiger bewijs, dat deselve niet eygentlijk, maar by forme van een gesighte, en in den geest geschiet zy: / door den selven S.W.S.F

In antwoort op het jonghste post scriptum van de VI. brief van Haggebher Philaleethees tegens eene van de (soo hem dunkt) schadelyke helpers van D°. B. Bekker, raakende desselfs aanmerkinge over de predicatie van D°. Adrianus van Weesel ... den 25. Novemb. over Math. IV.5,6,7. Van de versoekinge onses saligmakers door den duyvel gedaan. Dienende dit tot kraghtiger bewijs, dat deselve niet eygentlijk, maar by forme van een gesighte, en in den geest geschiet zy: / door den selven S.W.S.F