Fritz Pfeffer applies for entry visa for Chile
Fritz Pfeffer applies for entry visa for Chile
type
description
On 13 January 1939, Pfeffer wrote to the aid organisation Comité de Proteccion a los Inmigrantes Israelitas in Santiago de Chile that he wanted to go to Chile with Charlotte Kaletta. He stated that he had been daily engaged in horse care since 1919, and wanted to make a living from it in Chile. His assets amounted to four thousand guilders.[1]
Within days after sending this application, Pfeffer requested the Minister of Justice to be allowed to await the further process in the Netherlands. In doing so, he informed him that the application procedure was ongoing, he had ample funds for living expenses and he would not pursue any profession or business in the Netherlands.[2]
Another two days later, on 16 January 1939, Pfeffer's passport expired. The German consulate in Amsterdam refused to renew it.[3] As early as November 1938, top Justice Department officials noted that the consulate rarely honoured such requests from Jewish Germans anymore.[4]
On 17 January 1939, the Chilean consulate in Rotterdam confirmed that Pfeffer had requested the Chilean government to be allowed to leave for that country.[5] The Amsterdam Foreign Office reported to the Attorney General on 14 February that Pfeffer indeed wanted to go to Chile, but was also making attempts to leave for Australia or Aruba.[3] Almost five months later, on 7 June, the Attorney General wrote to the minister seeing no reason to deviate from the circular of 7 May 1938 and that Pfeffer should not be allowed longer stays.[6] That circular stipulated that the borders were closed to refugees, and only very exceptional cases could be admitted.
The municipality of Amsterdam issued Pfeffer with a certificate of good conduct on 3 August 1939 in connection with his intended departure to an unspecified foreign country.[7] A few days before Christmas, Pfeffer's old friend Günther Klein declared his willingness to act as guarantor for him for the period he still had to stay in the Netherlands pending his application. There are no documents that can clarify the further course of these emigration attempts. What is clear is that Pfeffer and his fiancée failed to leave the Netherlands. In 1942, his last option was to go into hiding in the Secret Annex.
Footnotes
- ^ Nationaal Archief, Den Haag (NL-HaNA), Justitie / Rijksvreemdelingendienst, 2.09.45, inv.nr.: Aanvraag emigratievergunning. In hedendaagse termen is dat € 38.120,96 (http://www.iisg.nl/hpw/calculate-nl.php).
- ^ NL-HaNA, Justitie / Rijksvreemdelingendienst, inv. nr. 1031: Verzoekschrift d.d. 14 januari 1939.
- a, b NL-HaNA, Justitie / Rijksvreemdelingendienst, inv. nr. 1031: Vreemdelingendienst aan Procureur-generaal, 14 februari 1939.
- ^ Stadsarchief Amsterdam (SAA), Gemeentepolitie Amsterdam (toegang 5225), inv. nr. 4312: afschrift brief Secretaris-generaal aan minister van justitie, 25 november 1938.
- ^ NL-HaNA, Justitie / Rijksvreemdelingendienst, inv.nr. 1031: Verklaring Chileens consulaat Rotterdam, 17 januari 1939.
- ^ NL-HaNA, Justitie / Rijksvreemdelingendienst, 2.09.45, inv.nr. 1031: Procureur-generaal aan Minister van Justitie, 7 juni 1939.
- ^ SAA, Secretarie, Algemene Zaken (toegang 5181), inv. nr. 7642: indicateur van aanvragen van bewijzen van Nederlanderschap en goed gedrag, 1939, volgnr. 15403.
Op 13 januari 1939 schreef Pfeffer aan de hulporganisatie Comité de Proteccion a los Inmigrantes Israelitas in Santiago de Chile dat hij met Charlotte Kaletta naar Chili wil. Hij gaf te kennen sinds 1919 dagelijks met paardenverzorging bezig te zijn geweest, en wil daar in Chili mee in hun levensonderhoud voorzien. Zijn vermogen bedroeg vierduizend gulden.[1]
Daags na het versturen van deze aanvraag verzocht Pfeffer de Minister van Justitie het verdere verloop in Nederland te mogen afwachten. Daarbij liet hij weten dat de aanvraagprocedure liep, hij voor het levensonderhoud over ruime middelen beschikte en hij in Nederland geen beroep of bedrijf zou uitoefenen.[2]
Nog eens twee dagen later, 16 januari 1939, verliep Pfeffers paspoort. Het Duitse consulaat in Amsterdam weigerde het verlengen.[3] In november 1938 stelde de ambtelijke top van Justitie al vast dat het consulaat zulke verzoeken van Joodse Duitsers nog maar zelden honoreerde.[4]
Op 17 januari 1939 bevestigde het Chileense consulaat in Rotterdam dat Pfeffer de Chileense regering verzocht naar dat land te mogen vertrekken.[5] De Amsterdamse Vreemdelingendienst rapporteerde op 14 februari aan de Procureur-generaal dat Pfeffer inderdaad naar Chili wilde, maar ook pogingen ondernam om naar Australië of Aruba te vertrekken.[3] Bijna vijf maanden later, op 7 juni, schreef de Procureur-generaal aan de minister geen reden te zien om af te wijken van de circulaire van 7 mei 1938 en dat Pfeffer geen langer verblijf moest worden toegestaan.[6] Die circulaire bepaalde dat de grenzen voor vluchtelingen dicht gingen, en dat slechts zeer uitzonderlijke gevallen konden worden toegelaten.
De gemeente Amsterdam verstrekte aan Pfeffer op 3 augustus 1939 een verklaring van goed gedrag in verband met zijn voorgenomen vertrek naar een niet gespecificeerd buitenland.[7] Enkele dagen voor Kerstmis verklaarde Pfeffers oude vriend Günther Klein borg voor hem te willen staan voor de periode die hij in afwachting van zijn aanvraag nog in Nederland moest verblijven. Het ontbreekt aan documenten die het verdere verloop van deze emigratiepogingen kunnen ophelderen. Duidelijk is wel dat Pfeffer en zijn verloofde er niet in slaagden Nederland te verlaten. In 1942 was zijn laatste optie onderduiken in het Achterhuis.
Footnotes
- ^ Nationaal Archief, Den Haag (NL-HaNA), Justitie / Rijksvreemdelingendienst, 2.09.45, inv.nr.: Aanvraag emigratievergunning. In hedendaagse termen is dat € 38.120,96 (http://www.iisg.nl/hpw/calculate-nl.php).
- ^ NL-HaNA, Justitie / Rijksvreemdelingendienst, inv. nr. 1031: Verzoekschrift d.d. 14 januari 1939.
- a, b NL-HaNA, Justitie / Rijksvreemdelingendienst, inv. nr. 1031: Vreemdelingendienst aan Procureur-generaal, 14 februari 1939.
- ^ Stadsarchief Amsterdam (SAA), Gemeentepolitie Amsterdam (toegang 5225), inv. nr. 4312: afschrift brief Secretaris-generaal aan minister van justitie, 25 november 1938.
- ^ NL-HaNA, Justitie / Rijksvreemdelingendienst, inv.nr. 1031: Verklaring Chileens consulaat Rotterdam, 17 januari 1939.
- ^ NL-HaNA, Justitie / Rijksvreemdelingendienst, 2.09.45, inv.nr. 1031: Procureur-generaal aan Minister van Justitie, 7 juni 1939.
- ^ SAA, Secretarie, Algemene Zaken (toegang 5181), inv. nr. 7642: indicateur van aanvragen van bewijzen van Nederlanderschap en goed gedrag, 1939, volgnr. 15403.