Peter van Pels in Auschwitz I
Peter van Pels in Auschwitz I
type
description
Peter van Pels arrived in Auschwitz-Birkenau with the other people from the Secret Annex on the night of Tuesday 5 to Wednesday 6 September 1944. Subsequently, the men from this transport, including Peter, went on foot to Auschwitz I, also called Stammlager, located about 3 kilometres from Auschwitz-Birkenau (Auschwitz II).[1] With the other men from the 3 September 1944 transport, Peter van Pels stayed in quarantine block 8.
After his quarantine period, Peter entered Block 2, where Meier (Max) Stoppelman (1915-2005) by now held the position of Stubenältester - barrack leader. Peter had by now become separated from Otto, who was assigned to another barrack.[2] Although Stoppelman and Peter van Pels had never seen each other in Amsterdam, it soon turned out that Peter knew Stoppelman's mother and knew that she was the Jewish landlady of Jan and Miep Gies who had helped them to find a hiding place. Stoppelman later said: "The first thing he told me was that he had heard from Jan and Miep that everything was still fine with my mother. I told him to stay near me as much as possible and that I would try to get him through it."
A bond immediately developed between Peter and Stoppelman, and Stoppelman would take him under his wing as Stubenältester until the evacuation of Auschwitz. After that, they lost sight of each other.[3]
Paketstelle
On the transport list of 3 September 1944, Peter van Pels was registered as a metal worker. Because having a profession increased the chances of a better life, prisoners made up occupations: bricklayer, carpenter or lathe worker. It is plausible that Peter therefore registered as a metal worker. Whether Peter was indeed initially classified as a metal worker in Auschwitz is unknown. What we do know is that in Auschwitz Peter managed over time - possibly with Stoppelman's help - to secure a good job at the Paketstelle and that later, on his card in the camp administration of Mauthausen, it was recorded that he was Tischler (furniture maker).[4] "Peter was lucky enough to get a job at the camp's post office which was for the SS and non-Jewish prisoners who received mail and parcels."[5]
The men working at the Paketstelle were tasked with opening parcels for deceased prisoners and selecting the contents. Without too much effort, they were able to purloin many of the contents. The regime at the Paketstelle was also less strict: prisoners did not have to be on roll call and they had more freedom of movement. With the extra food and warm clothes, working at the Paketstelle allowed them to gain weight.[6] So it was that by January 1945 Peter was able to be in relatively good shape and, in addition, able to visit and care for the sick Otto Frank. Otto Frank later stated that he saw Peter daily and that he was a great support to him.[5]
Footnotes
- ^ Het Nederlandse Rode Kruis (NRK), Den Haag, Collectie Westerbork en de reconstructie van de lotgevallen na WOII, 1939-2007: Verklaringen van o.a. Max Frankfort (inv.nr.1257), Abraham Hakker (inv.nr.1264) en Aron Leyden van Amstel (inv.nr.1277).
- ^ Anne Frank Stichting (AFS), Getuigenarchief, Meier Stoppelman.
- ^ Stoppelman ging op 17 januari 1945 mee met een van de evacuatietransporten. Schriftelijke verklaring Max Stoppelman, 9 augustus 1995. AFS, Getuigenarchief, Documentatie Max Stoppelman. Zie ook: Carol Ann Lee, Het verborgen leven van Otto Frank: de biografie, Amsterdam: Balans, 2002, p. 138; Melissa Müller, Anne Frank: de biografie, Amsterdam: Bert Bakker, 1998, 232-233.
- ^ NRK, dossier 135177-3, Kampkaart Mauthausen.
- a, b AFS, Anne Frank Collectie (AFC), Otto Frank Archief (OFA), reg. code OFA_211: Interview Otto Frank door Arthur Unger, 6 februari 1978. Zie ook het citaat in: Lee, Het verborgen leven, p. 138.
- ^ Max Rodrigues Garcia, Auschwitz, Auschwitz… I cannot forget you. as long as I remain alive. The story of Max Rodrigues Garcia as told to Priscilla Alden Thwaits Garcia, San Jose, CA: Social Thinking, 2008, p. 109-123.
Peter van Pels kwam samen met de andere onderduikers aan in Auschwitz-Birkenau in de nacht van dinsdag 5 op woensdag 6 september 1944. Vervolgens gingen de mannen uit dit transport, waaronder Peter, te voet naar Auschwitz I, ook wel Stammlager genaamd, dat zich op ongeveer 3 kilometer afstand van Auschwitz-Birkenau (Auschwitz II) bevindt.[1]Met de andere mannen uit het transport van 3 september 1944 verbleef Peter van Pels in quarantaineblok 8.
Na zijn quarantaineperiode kwam Peter in blok 2, waar Meier (Max) Stoppelman (1915-2005) inmiddels de functie van Stubenältester – barakleider – had. Peter was inmiddels gescheiden van Otto, die in een andere barak was ingedeeld.[2] Hoewel Stoppelman en Peter van Pels elkaar in Amsterdam nooit hadden gezien, bleek algauw dat Peter de moeder van Stoppelman kende en wist dat dit de Joodse huisbazin van Jan en Miep Gies was die zij aan een onderduikadres hadden geholpen. Stoppelman vertelde later: ‘Zijn eerste verhaal was dat hij van Jan en Miep wist dat bij mijn moeder nog alles goed was. Ik heb hem gezegd zo veel mogelijk bij mij in de buurt te blijven en dat ik zal trachten hem erdoorheen te halen.’
Er ontstond onmiddellijk een band tussen Peter en Stoppelman en Stoppelman zou hem tot de evacuatie van Auschwitz als Stubenältester onder zijn hoede nemen. Daarna verloren zij elkaar uit het oog.[3]
Paketstelle
Op de transportlijst van 3 september 1944 staat Peter van Pels geregistreerd als metaalbewerker. Omdat het hebben van een beroep de kans op een beter leven vergrootte, werden door de gevangenen beroepen verzonnen: metselaar, timmerman of bankwerker. Het is aannemelijk dat Peter zich daarom als metaalbewerker liet registreren. Of Peter in Auschwitz in eerste instantie inderdaad als metaalbewerker is ingedeeld, is onbekend. Wel weten we dat het Peter in Auschwitz na verloop van tijd lukte – mogelijk met hulp van Stoppelman – om een goede baan bij de Paketstelle te verwerven en dat later, op zijn kaart in de kampadministratie van Mauthausen vermeld staat dat hij Tischler (meubelmaker) was.[4] ‘Peter had het geluk een baan te krijgen op het postkantoor van het kamp dat bestemd was voor de ss’ers en de niet-Joodse gevangenen die post en pakketjes ontvingen.’[5]
De mannen die bij de Paketstelle werkten, hadden als taak de pakketjes voor de overleden gevangenen te openen en de inhoud selecteren. Zonder al te veel moeite konden zij veel van de inhoud achteroverdrukken. Ook was het regime bij de Paketstell losser: de gevangenen hoefden niet op appel te staan en zij hadden meer bewegingsvrijheid. Door het extra voedsel en warme kleding was het door het werk bij de Paketstelle mogelijk om aan te sterken.[6] Zo kwam het dat Peter in januari 1945 in relatief goede conditie kon verkeren en daarnaast in staat was de zieke Otto Frank te bezoeken en te verzorgen. Otto Frank verklaarde later dat hij Peter dagelijks zag en dat hij een grote steun voor hem was.[5]
Footnotes
- ^ Het Nederlandse Rode Kruis (NRK), Den Haag, Collectie Westerbork en de reconstructie van de lotgevallen na WOII, 1939-2007: Verklaringen van o.a. Max Frankfort (inv.nr.1257), Abraham Hakker (inv.nr.1264) en Aron Leyden van Amstel (inv.nr.1277).
- ^ Anne Frank Stichting (AFS), Getuigenarchief, Meier Stoppelman.
- ^ Stoppelman ging op 17 januari 1945 mee met een van de evacuatietransporten. Schriftelijke verklaring Max Stoppelman, 9 augustus 1995. AFS, Getuigenarchief, Documentatie Max Stoppelman. Zie ook: Carol Ann Lee, Het verborgen leven van Otto Frank: de biografie, Amsterdam: Balans, 2002, p. 138; Melissa Müller, Anne Frank: de biografie, Amsterdam: Bert Bakker, 1998, 232-233.
- ^ NRK, dossier 135177-3, Kampkaart Mauthausen.
- a, b AFS, Anne Frank Collectie (AFC), Otto Frank Archief (OFA), reg. code OFA_211: Interview Otto Frank door Arthur Unger, 6 februari 1978. Zie ook het citaat in: Lee, Het verborgen leven, p. 138.
- ^ Max Rodrigues Garcia, Auschwitz, Auschwitz… I cannot forget you. as long as I remain alive. The story of Max Rodrigues Garcia as told to Priscilla Alden Thwaits Garcia, San Jose, CA: Social Thinking, 2008, p. 109-123.