The arrest of Victor Kugler
The arrest of Victor Kugler
type
description
On 4 August 1944 around 10.30 am, an arrest team raided the building on Prinsengracht.[1] The policemen drove a car ahead, got out, whereupon one of the Dutch detectives asked the warehouse staff something, who directed him to the office floor upstairs. There they found the office staff working. At least Bep Voskuijl and Miep Gies, both of whom knew about the people in hiding, were sitting there at the time. The detectives walked on from the front office to the office of Victor Kugler. The policemen questioned him and took him along while they searched the building.
According to statements made by SS-Hauptscharführer Karl Silberbauer (who did not understand Dutch) after the war, Kugler was immediately taken into interrogation by one of the Dutch SD officers. Afterwards, Kugler allegedly led them straight to the bookcase. Years later, Kugler himself stated that he strung the SDs along for as long as possible. However, according to Kugler: "They knew".[2] Further statements regarding Kugler during the raid are second-hand, and vary considerably.
According to statements by Kugler, Edith Frank-Holländer was the first person he saw when, followed by the SDs, he entered the Secret Annexe. He said: "Ich konnte nur mit vieler Mühe sagen: die Gestapo ist da." [2]
Kugler was eventually taken to the SD building at Adema van Scheltamaplein 1 along with the eight people in hiding and Johannes Kleiman.[3]
In the SD building, they were locked together in a large room, to be interrogated one by one later.
Footnotes
- ^ Dit tijdstip gaf Jo Kleiman in 1948 aan, en werd door Otto Frank in 1963 herhaald. Nationaal Archief, Den Haag (NL-HaNA), Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging (CABR), toegang 2.09.09, inv. nr. 23892: Verklaringen J. Kleiman, 12 januari 1948 en O. Frank, 2-3 december 1963. Zie ook: Broek, Onderzoeksverslag.
- a, b Deutsches Literaturarchiv, Marbach, Archief Ernst Schnabel: Schriftelijke verklaring van Victor Kugler, 17 september 1957.
- ^ Otto Frank zelf verklaarde herhaaldelijk dat zij na zijn arrestatiedoor de SD naar de Aussenstelle – het regionale kantoor – van de Sicherheitsdienst aan de Euterpestraat zijn gebracht. De Zentralstelle fur jüdische Auswanderung, de dienst die zich bezighield met de opsporing en het verhoor van ondergedoken Joden, bevond zich echter aan het Adama van Scheltemaplein 1, tegenover de Aussenstelle van de Sicherheitsdienst aan de Euterpestraat in Amsterdam. Silberbauer, die het arrestatieteam leidde, verklaarde echter dat hij de onderduikers mee had genomen naar zijn bureau aan het Adama van Scheltemaplein. NL-HaNA, 2.09.09 CABR, inv.nr. 23892, dossier W.G. van Maaren, proces-verbaal, 3 november 1964: verhoor Otto Frank, 2-3 december 1963, 3. Met betrekking tot het transport heeft Otto Frank het over een gesloten vrachtauto. Jan Gies noemt een donkerkleurige bestelauto, waarschijnlijk arrestantenauto van de Amsterdamse politie. Silberbauer heeft het over een Duitse politieauto. NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23892, dossier van Maaren, procesverbaal, 3 november 1964: verhoren Otto Frank (2-3 december 1963), Jan Gies (23 december 1963) en Carl Silberbauer, 3 jaunuari 1964. Otto Frank noemt een gesloten vrachtauto. Jan Gies noemt een donkerkleurige bestelauto, waarschijnlijk arrestantenauto van de Amsterdamse politie. Silberbauer heeft het over een Duitse politieauto. NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23892, dosier van Maaren, procesverbaal; In het CABR dossier van Janssen noemt Otto Frank één beambte van de Grüne Polizei en vier Hollandsche politie-ambtenaren: NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23834, onderzoek contra Josephus Marinus Jansen, procesverbaal, verhoor Otto Frank, 20 november 1946.
Op 4 augustus 1944 rond half elf 's ochtends viel een arrestatieteam het pand aan de Prinsengracht binnen.[1] De politiemannen reden met een auto voor, stappen uit, waarop een van de Nederlandse rechercheurs iets aan het pakhuispersoneel vroeg, dat hem naar de bovengelegen kantoorverdieping verwees. Daar troffen zij het kantoorpersoneel dat aan het werk was. Op dat moment zaten daar in ieder geval Bep Voskuijl en Miep Gies, die beiden op de hoogte warenvan de onderduikers. De rechercheurs liepen van het voorkantoor door naar het kantoor van Victor Kugler. De politiemannen ondervroegen hem en namen hem mee om het gebouw te doorzoeken.
Volgens verklaringen van de SS-Hauptscharführer Karl Silberbauer (die geen Nederlands verstond) na de oorlog, werd Kugler direct door een van de Nederlandse SD’ers in verhoor genomen. Daarna zou Kugler hen rechtstreeks naar de boekenkast hebben geleid. Jaren later verklaarde Kugler zelf dat hij de SD’ers zo lang mogelijk aan het lijntje hield. Echter, aldus Kugler: ‘Zij wisten het.’[2] Verdere verklaringen omtrent Kugler tijdens de inval zijn uit tweede hand, en lopen nogal uiteen.
Volgens verklaringen van Kugler is Edith Frank-Holländer de eerste die hij ziet toen hij, gevolgd door de SD'ers, het Achterhuis binnenging. Hij zei hierover: ‘Ich konnte nur mit vieler Mühe sagen: die Gestapo ist da.’ [2]
Uiteindelijk werd Kugler samen met de acht onderduikers en Johannes Kleiman naar het gebouw van de SD aan het Adema van Scheltamaplein 1 gebracht.[3]
In het gebouw van de S.D. werden zij samen in een grote ruimte opgesloten, om later een voor een te worden verhoord.
Footnotes
- ^ Dit tijdstip gaf Jo Kleiman in 1948 aan, en werd door Otto Frank in 1963 herhaald. Nationaal Archief, Den Haag (NL-HaNA), Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging (CABR), toegang 2.09.09, inv. nr. 23892: Verklaringen J. Kleiman, 12 januari 1948 en O. Frank, 2-3 december 1963. Zie ook: Broek, Onderzoeksverslag.
- a, b Deutsches Literaturarchiv, Marbach, Archief Ernst Schnabel: Schriftelijke verklaring van Victor Kugler, 17 september 1957.
- ^ Otto Frank zelf verklaarde herhaaldelijk dat zij na zijn arrestatiedoor de SD naar de Aussenstelle – het regionale kantoor – van de Sicherheitsdienst aan de Euterpestraat zijn gebracht. De Zentralstelle fur jüdische Auswanderung, de dienst die zich bezighield met de opsporing en het verhoor van ondergedoken Joden, bevond zich echter aan het Adama van Scheltemaplein 1, tegenover de Aussenstelle van de Sicherheitsdienst aan de Euterpestraat in Amsterdam. Silberbauer, die het arrestatieteam leidde, verklaarde echter dat hij de onderduikers mee had genomen naar zijn bureau aan het Adama van Scheltemaplein. NL-HaNA, 2.09.09 CABR, inv.nr. 23892, dossier W.G. van Maaren, proces-verbaal, 3 november 1964: verhoor Otto Frank, 2-3 december 1963, 3. Met betrekking tot het transport heeft Otto Frank het over een gesloten vrachtauto. Jan Gies noemt een donkerkleurige bestelauto, waarschijnlijk arrestantenauto van de Amsterdamse politie. Silberbauer heeft het over een Duitse politieauto. NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23892, dossier van Maaren, procesverbaal, 3 november 1964: verhoren Otto Frank (2-3 december 1963), Jan Gies (23 december 1963) en Carl Silberbauer, 3 jaunuari 1964, NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23892, dosier van Maaren, procesverbaal; In het CABR dossier van Janssen noemt Otto Frank één beambte van de Grüne Polizei en vier Hollandsche politie-ambtenaren: NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23834, onderzoek contra Josephus Marinus Jansen, procesverbaal, verhoor Otto Frank, 20 november 1946.