Specerijenservies, bestaande uit een blad met afschroefbare houder, oliekan, twee strooiers, waarvan één met ronde, de ander met ruitvormige gaten in het deksel, en een zoutvat.

Het servies bestaat uit een blaadje met afschroefbaar handvat, met daarop een oliekannetje, een strooier met ronde gaatjes, een strooier met ruitvormige gaatjes en een zoutvat met deksel. Het blad heeft als grondvorm een vierpas met binnen elke cirkel een lichte welving waarop een van de vaten of strooiers past. Het wordt omsloten door een opstaande geprofileerde rand. Het handvat heeft de vorm van een hoge koker die is voorzien van geprofileerde banden aan de onder- en bovenzijde en op 4/5 van de hoogte. De koker wordt bekroond door een staande ring waarop een knopje in de vorm van een dennenappel. Het oliekannetje rust op een zeslobbige voet waarop, boven een smalle knerrenrand, een diabolovormig tussenstuk is geplaatst. Het lichaam heeft de vorm van een dennenappel, versierd met druppelvormige uitstulpingen. Op de zich naar boven toe verbredende hals is ter hoogte van een rondlopend profiel een meervoudig geprofileerd, scharnierend, zich verjongend klapdeksel bevestigd, bekroond door een knopje in de vorm van een dennenappel. De kan heeft een staand S-vormig oor, dat aan de bovenzijde is versierd met knerren, en een S-vormige tuit, waarvan het uiteinde gevormd wordt door een slangenkop. De vrijwel identieke strooiers rusten beide op een zeslobbige voet waarop een afgeplatte nodus en een diabolovormig tussenstuk. Het lichaam heeft weer de vorm van een dennenappel, in een slankere uitvoering dan van het oliekannetje. Het hoge afschroefbare deksel versmalt zich naar boven toe, waarna het zich verbreedt naar een gerekt bolvormig bovenstuk. Dit gedeelte is bij de ene strooier voorzien van ruitvormige en bij de andere van ronde gaatjes. Beide deksels zijn aan de onderzijde versierd met verticale groefjes die begrensd worden door een geprofileerde rand. De bovenzijde wordt bekroond door een knop in de vorm van een dennenappel. Het zoutvat rust op een zeslobbige voet. De stam is opgebouwd uit een knerrenrand tussen twee zich spiegelende vaasvormen, een baluster, een vaasvorm en weer een knerrenrand. Hierboven verheft zich het half ei-vormige lichaam dat versierd is met druppelvormige uitstulpingen. Deze motieven sieren ook het zeslobbige deksel, dat bekroond wordt door een meervoudig geprofileerde knop. Het zoutvat heeft een vaste binnenbak, waarvan de vergulding nog in goede staat verkeert.

Specerijenservies, bestaande uit een blad met afschroefbare houder, oliekan, twee strooiers, waarvan één met ronde, de ander met ruitvormige gaten in het deksel, en een zoutvat.

Het servies bestaat uit een blaadje met afschroefbaar handvat, met daarop een oliekannetje, een strooier met ronde gaatjes, een strooier met ruitvormige gaatjes en een zoutvat met deksel. Het blad heeft als grondvorm een vierpas met binnen elke cirkel een lichte welving waarop een van de vaten of strooiers past. Het wordt omsloten door een opstaande geprofileerde rand. Het handvat heeft de vorm van een hoge koker die is voorzien van geprofileerde banden aan de onder- en bovenzijde en op 4/5 van de hoogte. De koker wordt bekroond door een staande ring waarop een knopje in de vorm van een dennenappel. Het oliekannetje rust op een zeslobbige voet waarop, boven een smalle knerrenrand, een diabolovormig tussenstuk is geplaatst. Het lichaam heeft de vorm van een dennenappel, versierd met druppelvormige uitstulpingen. Op de zich naar boven toe verbredende hals is ter hoogte van een rondlopend profiel een meervoudig geprofileerd, scharnierend, zich verjongend klapdeksel bevestigd, bekroond door een knopje in de vorm van een dennenappel. De kan heeft een staand S-vormig oor, dat aan de bovenzijde is versierd met knerren, en een S-vormige tuit, waarvan het uiteinde gevormd wordt door een slangenkop. De vrijwel identieke strooiers rusten beide op een zeslobbige voet waarop een afgeplatte nodus en een diabolovormig tussenstuk. Het lichaam heeft weer de vorm van een dennenappel, in een slankere uitvoering dan van het oliekannetje. Het hoge afschroefbare deksel versmalt zich naar boven toe, waarna het zich verbreedt naar een gerekt bolvormig bovenstuk. Dit gedeelte is bij de ene strooier voorzien van ruitvormige en bij de andere van ronde gaatjes. Beide deksels zijn aan de onderzijde versierd met verticale groefjes die begrensd worden door een geprofileerde rand. De bovenzijde wordt bekroond door een knop in de vorm van een dennenappel. Het zoutvat rust op een zeslobbige voet. De stam is opgebouwd uit een knerrenrand tussen twee zich spiegelende vaasvormen, een baluster, een vaasvorm en weer een knerrenrand. Hierboven verheft zich het half ei-vormige lichaam dat versierd is met druppelvormige uitstulpingen. Deze motieven sieren ook het zeslobbige deksel, dat bekroond wordt door een meervoudig geprofileerde knop. Het zoutvat heeft een vaste binnenbak, waarvan de vergulding nog in goede staat verkeert.