The Lamentation

Temidden van de drie Maria's, Johannes Jozef van Arimathea en Nicodemus zit Maria. Haar blik rust op haar op een lijkwade liggende zoon, die zojuist door Jozef van Arimathea en Nicodemus op haar schoot is gelegd. Christus' linkerarm steunt op Maria's schouder; een der Maria's kust zijn hand. De zittende Maria, links op de voorgrond, omvat met beide handen Christus' rechterarm. Links achter Maria staat Johannes en houdt zijn hand tegen zijn van smart vertrokken gezicht. Achter Nicodemus (?) staat Maria Magdalena, haar zalfpot tegen de borst aanhoudend. De vrouw op de voorgrond draagt over een gewaad met lange mouwen een tweede met brede armsplitten en om haar middel een ceintuur; op het hoofd heeft ze een kapje met gefronste randen, van achteren uitlopend in een lamfer, die om haar hals en over de kap is gedrapeerd. De overige vrouwen dragen een kleed met lange mouwen en een ceintuur om het middel, en mantels die over het hoofd getrokken zijn. Nicodemus en Jozef van Arimathea dragen over een onderkleed met lange, nauwe mouwen een met knopen gesloten mantel met teruggeslagen, wijde mouwen en een schoudermantel met capuchon. Nicodemus draagt bovendien nog een bonnet. Johannes is gekleed in een onderkleed en een met knopen gesloten mantel. De haren en baarden van de figuren zijn sterk gekruld.

The Lamentation

Temidden van de drie Maria's, Johannes Jozef van Arimathea en Nicodemus zit Maria. Haar blik rust op haar op een lijkwade liggende zoon, die zojuist door Jozef van Arimathea en Nicodemus op haar schoot is gelegd. Christus' linkerarm steunt op Maria's schouder; een der Maria's kust zijn hand. De zittende Maria, links op de voorgrond, omvat met beide handen Christus' rechterarm. Links achter Maria staat Johannes en houdt zijn hand tegen zijn van smart vertrokken gezicht. Achter Nicodemus (?) staat Maria Magdalena, haar zalfpot tegen de borst aanhoudend. De vrouw op de voorgrond draagt over een gewaad met lange mouwen een tweede met brede armsplitten en om haar middel een ceintuur; op het hoofd heeft ze een kapje met gefronste randen, van achteren uitlopend in een lamfer, die om haar hals en over de kap is gedrapeerd. De overige vrouwen dragen een kleed met lange mouwen en een ceintuur om het middel, en mantels die over het hoofd getrokken zijn. Nicodemus en Jozef van Arimathea dragen over een onderkleed met lange, nauwe mouwen een met knopen gesloten mantel met teruggeslagen, wijde mouwen en een schoudermantel met capuchon. Nicodemus draagt bovendien nog een bonnet. Johannes is gekleed in een onderkleed en een met knopen gesloten mantel. De haren en baarden van de figuren zijn sterk gekruld.