In een landschap ligt Jacob naar links met zijn hoofd op zijn rechter arm op een steen voor twee bomen en een natuurstenen muur. Aan zijn voeten staat schuin naar de bewolkte hemel toe een ladder ; twee engelen staan onderaan, een klimt naar boven en de vierde schijnt af te dalen. Bovenaan de ladder komt Christus uit de wolken te voorschijn ; geheel rechts een stad. De onderkant van het reliëf verloopt in een schuin geplaatste cartouche.