Reliëf op het timpaan op de achtergevel (westzijde) van het Stadhuis op de Dam te Amsterdam. In het midden de Amsterdamse Stedenmaagd met haar voeten op een aardbol, getooid met een Mercuriushelm. Tegen de aardbol een astrolabium, passer en jacobsstaf. Achter de Stedenmaagd een Amsterdams koggeschip. Aan haar voeten links de riviergod van de Amstel, met een kroon van biezen, een otter en een enterhaak. Rechts de riviergod van het IJ, met een scheepskroon, een visnet, een anker en een dolfijn. Om haar heen bieden personificaties van de vier werelddelen met hun gevolg de Stedenmaagd handelswaar uit hun contreien aan. Links Amerika (met verentooi) en Azië (met tulband, kameel of dromedaris en wierookvat), rechts Europa (met keizerskroon en hoorn des overvloeds) en Afrika (met zonnehoed, halskettingen en leeuw). Onder de voorstelling de opdracht aan de vier zittende burgemeesters uit het jaar 1664 (Simon van Hoorn, Gerard Schaep, Andries de Graeff en Hendrik Hooft) en de thesaurieren ordinaris uit datzelfde jaar (Cornelis de Graeff, Joan van de Poll, Hendrick Dircksz. Spiegel en Gillis Valckenier).